Mocht je denken dat de fossiele brandstoffenconcerns zoals Shell en Exxon hun tijd hebben gehad, dan is deze analyse waarschijnlijk ontnuchterend. Nog steeds draait het om olie en gaswinning, waarbij het olieverbruik wereldwijd nauwelijks vermindert. Vijftien jaar geleden verkondigde SHELL met ‘There Is No Alternative’ (TINA) dat de wereld na de fossiele brandstoffen qua energievoorziening uiterst onzeker is. In deze tijd wordt duidelijk dat de fossiele brandstoffenconcerns hun positie naar de toekomst willen veiligstellen door de ontwikkeling van Liquefied Natural Gas (LNG). Aandeelhoudersbelang speelt daarbij een belangrijke rol.
In mijn eerste boek ‘Een Menselijke Economie’, heb ik een analyse gemaakt van hoezeer de fossiele brandstoffenconcerns hun aandeelhouders jarenlang hebben verwend met dividenden en inkoop van eigen vermogen toen de koers van de aandelen hoog was.
Dit is een quote uit het boek:
‘Bij elkaar geteld heeft de winst van vijf grote concerns Exxon Mobile, Shell, BP, Texaco Chevron en Total over de jaren 2004, 2005 en 2006 $ 315,5 miljard bedragen.
Niet al het geld dat door een bedrijf wordt gegenereerd (cashflow) wordt als winst verantwoord in de boeken. De geldstroom die door de vijf maatschappijen werd voortgebracht uit de bedrijfsactiviteiten bedroeg over dezelfde periode $ 420,9 miljard.
Dit resultaat kwam vooral tot stand door de hoge olie- en gasprijzen. Die hoge prijzen zouden worden veroorzaakt door de sterk stijgende vraag en het (in de nabije toekomst) verminderende aanbod.
Het is logisch om te veronderstellen, dat een onderneming die voorziet dat het door haar geleverde product in de toekomst schaarser gaat worden, naar alternatieven gaat zoeken om haar voortbestaan veilig te stellen. Het zou daarom verstandig zijn om het geld dat nu wordt verdiend, volledig te investeren in de ontwikkeling van andere energiebronnen.
Kennelijk denken de grote fossiele brandstoffenconcerns hier anders over. Door hen werd in de jaren 2004-2006 minder dan 1 procent van de $ 420,9 miljard cashflow geïnvesteerd in en aan onderzoek uitgegeven aan de ontwikkeling van niet-fossiele energiebronnen zoals biobrandstof, water-, wind- en zonne-energie.
De vijf maatschappijen investeren wel, maar dan grotendeels in olie- en gasopsporings- en winningtechniek. In het jaarverslag van Exxon-Mobil staat te lezen dat met behulp van nieuwe technologie de oliereserves tot ver na 2030 exploitabel zullen zijn. Aan dit type investeringen hebben de vijf maatschappijen 47 procent van de $ 420,9 miljard uitgegeven. De ondernemingen in de olie- en gasindustrie zetten dus vooral in op fossiele brandstoffen. (opmerking: in het bijzonder op schaliegas, zoals na het uitkomen van dit boek is gebleken).
Opmerkelijker nog dan het investeringsbeleid van de grote vijf is de drang om het hun aandeelhouders naar de zin te maken. De vijf maatschappijen betaalden over de periode 2004-2006 $ 219,4 miljard uit aan de aandeelhouders, of 52 procent van de cashflow.
Aandelen van beursgenoteerde bedrijven staan niet op naam. Het is daarom moeilijk om na te gaan wie de aandeelhouders zijn en hoeveel aandelen een individuele aandeelhouder heeft. Tenzij het gaat om instituten zoals pensioenfondsen en beleggingsinstellingen.
De vijf maatschappijen keerden over de periode 2004-2006 $ 94,9 miljard uit aan dividend. Dit is 30 procent van de winst. Dividenden worden in gelijke bedragen per aandeel uitbetaald.
De vijf maatschappijen hebben daarnaast op grote schaal hun aandelen teruggekocht van aandeelhouders tegen de op dat moment geldende marktprijs. Exxon bijvoorbeeld, heeft in 2005 268 miljoen aandelen ingekocht voor een totaalbedrag van $ 18,2 miljard en in 2006 401 miljoen aandelen voor $ 29,8 miljard. Hierdoor kocht Exxon in twee jaar tijd ongeveer 10% terug van de 6,5 miljard aandelen die deze maatschappij in omloop had gebracht.
Shell kocht in 2005 157 miljoen aandelen in voor een bedrag van $ 5 miljard en in 2006 245 miljoen aandelen voor een bedrag van $ 8,2 miljard.
De vijf maatschappijen samen kochten in de periode 2004-2006 voor een totaalbedrag van $ 124,6 miljard aan aandelen in.’
De conclusie uit deze tekst uit mijn eerste boek is, dat de fossiele brandstoffenconcerns:
- Aandeelhoudersbelang hoog in het vaandel dragen.
- Hun koers naar de toekomst op fossiele brandstoffen hebben gezet
- Vrijwel niets in de ontwikkeling van alternatieven investeerden.
Zoveel mogelijk cash genereren uit de bestaande activiteiten was en is het devies. Er werden in de jaren 2004-2006 grote investeringen gedaan in de continuïteit van de bestaande activiteiten.
Uit statistische informatie van het Energy Institute blijkt, dat de olieproductie tussen 2000 en 2019 met 27 procent is toegenomen, in 2020 daalde en in de jaren daarna zich herstelde tot in 2023 iets boven het niveau van 2019. China nam van deze toename een groot deel voor zijn rekening. De wereld verbruikte in 2023 een recordhoeveelheid van 4,4 biljoen liter olie. Hiervan waren de V.S. met 19 procent en China met 16,5 procent de hoofdgebruikers, Europa, exclusief Rusland, kwam op de derde plaats met 14 procent van de totale consumptie. Olie is onverminderd de energieleverancier nummer 1. Uit de informatie van het Energy Institute blijkt, dat de bewezen reserves na 2000 zijn toegenomen tot 208 biljoen liter olie, dus voor 51 jaar bij het gebruik van 2023.
Liquefied Natural Gas (LNG) is een relatief recente ontwikkeling in de brandstofvoorziening. De mogelijkheden met aardgasreserves en met gas als bijproduct van de oliewinning waren beperkt tot pijpleidingen van de plaats van winning naar die van de consument.
‘Aardgas werd in de 20e eeuw beschouwd als economisch onbelangrijk als olie- of gasvelden die gas produceren ver verwijderd waren van gaspijpleidingen of zich op offshore locaties bevonden waar pijpleidingen niet haalbaar waren. In het verleden betekende dit meestal dat het geproduceerde aardgas werd afgefakkeld, vooral omdat er, in tegenstelling tot olie, geen andere levensvatbare methode voor de opslag of het transport van aardgas bestond dan gecomprimeerde gaspijpleidingen naar eindgebruikers van hetzelfde gas. Dit betekende dat aardgasmarkten van oudsher volledig lokaal waren en dat elke productie binnen het lokale of regionale netwerk moest worden verbruikt.’
Hierin is verandering gekomen door de voortschrijdende technologie:
‘Ontwikkelingen op het gebied van productieprocessen, cryogene opslag en transport hebben de instrumenten gecreëerd, die nodig zijn om aardgas te commercialiseren op een globale markt. Aangezien de opslag van andere brandstoffen relatief eenvoudig kan worden beveiligd met eenvoudige tanks, kon een voorraad voor meerdere maanden worden opgeslagen. Met de komst van grootschalige cryogene opslag werd het echter mogelijk om gasopslagreserves van vloeibaar gas voor de lange termijn aan te leggen.’
LNG biedt de fossiele brandstoffenconcerns de kans om winst te behalen in deze nieuwe markt. Daarvoor is het vanzelfsprekend wel nodig om te investeren in de productieprocessen, cryogene opslag en transport van LNG. Daartoe wordt er zowel in de LNG verbruikende als in de LNG producerende landen gebouwd aan installaties, die het gas vloeibaar en voor opslag geschikt maken en aan transportschepen die LNG vervoeren over grote afstanden. Dit heeft tot gevolg dat LNG – veel – duurder is dan aardgas dat gecomprimeerd door pijpleidingen wordt getransporteerd. Aan de andere kant wordt de commercieel winbare reserve veel groter, waardoor het aanbod van LNG toeneemt.
De aandacht die de fossiele brandstoffenconcerns hebben voor de aandeelhouder, maakt echter dat de investeringen zo snel mogelijk moeten worden terugverdiend en dat veroorzaakt opwaartse druk op de prijs van LNG. Ook passend in de strategie van de concerns is, dat de concurrentie wordt gekortwiekt. In Europa is dat geen grote klus, want de aardgaswinning is daar al aanzienlijk teruggelopen. Rusland lijkt zichzelf in de voet te hebben geschoten. Uit de export- en importdata van LNG naar Europa, vanuit de V.S. en Qatar blijkt dat de import van LNG in Europa evenredig is toegenomen met de export, vooral vanuit Qatar en de V.S. LNG wordt ook in toenemende mate toegepast in de scheepvaart, de bouw van LNG voortgestuwde schepen heeft de orderportefeuille van de scheepswerven gevuld.
Vloeibaar gemaakt aardgas lijkt dus de toekomst te hebben, ook als de technologie verder wordt ontwikkeld om op grote schaal relatief schoon waterstofgas te winnen uit aardgas. Het wordt in elk geval duidelijk waarom de fossiele brandstoffenconcerns nauwelijks hebben geïnvesteerd in ‘renewable energy’ En de aandeelhouders zagen dat het goed was…
© Ad Broere