een vernieuwende visie op mens, geld en waarde

Geld moet kunnen sterven

In deze tijd wordt je – nog steeds – meewarig glimlachend behandeld door mensen, die weten hoe het zit, als je spreekt over renteloos geld, of nog duidelijker, over geen geld met geld verdienen. Dit laatste wordt volkomen vanzelfsprekend gevonden. Zoals er nu over geld wordt gedacht klopt het ook niet dat je van de bank 95 euro terugkrijgt voor de 100 euro die je een jaar geleden op je spaarrekening zette.

Negatieve rente zet de zaak op zijn kop en tast het fundament van het denken aan, waarin spaargeld rente opbrengt. Ook dat je door een hogere inflatie dan je spaarrente opbrengt geld verliest, door het op een spaarrekening te zetten. Het is dan ook niet het gevolg van een natuurlijke gang van zaken, maar van voortdurende manipulatie, waardoor gewone mensen geld verliezen en de geldelite juist – veel – rijker wordt omdat zij op een andere manier geld met geld verdienen dan de velen die het op een spaarrekening zetten.

Het geldsysteem heeft zich volledig krom ontwikkeld en heeft veel bijgedragen aan een uiterst scheve verhouding qua inkomen en bezit in de samenleving. Dat het heel anders zou kunnen, komt bij de meeste mensen niet op, omdat de perceptie van geld muurvast zit. Toch zijn er mensen geweest, die er heel andere ideeën op na hielden over hoe we met geld, waarde en bezit zouden kunnen om gaan. Onze samenleving zou er heel wat beter voor hebben gestaan als wij bijvoorbeeld het gedachtegoed van Silvio Gesell zouden hebben omarmd.

Volgens Silvio Gesell (1862-1930) is het juist wél kloppend dat je minder geld terugkrijgt dan je hebt ingelegd. Planten, dieren, bomen, mensen: alles sterft, zegt Gesell. Datzelfde geldt ook voor zaken zoals auto’s, tv’s, computers, huizen enzovoort. Waarom zou geld dan het eeuwige leven moeten hebben? Geld moet volgens hem, parallel aan het natuurlijke proces en ‘de gang der dingen’, sterven. Gesell sprak over ‘Freigeld’, waarmee hij bedoelde dat geld de vergankelijkheid van alles moet weerspiegelen. De waarde van iets natuurlijks, zoals bijvoorbeeld een hoeveelheid graan, komt tot uitdrukking in geld. “Veronderstel dat je graan opslaat in een pakhuis en dat het op dat moment een waarde heeft van 10.000 euro. Als je het een jaar later uit het pakhuis haalt, heeft het niet meer dezelfde waarde, want de muizen en ratten kunnen eraan gevreten hebben en een klein deel kan door schimmel verloren zijn gegaan. De waarde is na een jaar daardoor niet meer 10.000 euro, maar 9.500 euro.” Als geld de waarde van het graan zou weerspiegelen dan zou je na een jaar 9.500 euro bezitten in plaats van 10.000. Gesell zag geld als ruilmiddel en niet als oppotmiddel. Een gelijkmatige omloopsnelheid van geld is volgens Gesell de beste bescherming tegen crisissen. Die omloopsnelheid, of het tempo waarmee het geld van hand tot hand gaat, wordt bevorderd als geld in verloop van tijd aan waarde verliest. Immers, oppotten heeft dan geen zin.

Geld in omloop is vergelijkbaar met de bloedsomloop in een levend wezen. Als het zuurstof- en voedingsstoffenrijke bloed zou worden stilgezet in een lichaamsdeel, komt de rest tekort. Het bloed hoopt zich daar op en kan het lichaam niet meer in zijn geheel voeden. De parallel kan nog verder worden doorgetrokken, want bloed dat stilstaat bederft en verliest zijn kracht. Zo is het ook met geld dat aan de omloop wordt onttrokken en dat wordt opgepot. Het is het gevolg van de grootste misvatting over geld, namelijk dat het een goed is met waarde in zichzelf. Geld is echter niet meer dan een transportmiddel van de waarde die door mensen wordt gecreëerd. Door de omloopsnelheid van geld constant te houden, wordt de ontwikkeling van de economie in zijn geheel bevorderd, zoals een constant stromende bloedsomloop het lichaam gezond kan houden.

Grond is volgens Gesell een product van de natuur en niet van de mens. Eigendom van grond wees Gesell daarom af. Het moet aan alle mensen in gelijke mate toebehoren. Gebruik van de grond voor welk doel dan ook zou voor een bepaalde periode moeten worden gegund aan de meestbiedende. De revenuen hieruit zouden vervolgens aan alle deelnemers van de gemeenschap in gelijke mate ten goede moeten komen. Hetzelfde geldt ook voor wat er in de grond zit, zoals bijvoorbeeld mineralen, olie en gas. Als een bedrijf dit wil winnen dan zou een deel van de opbrengst ten goede moeten komen aan allen die op deze grond wonen.   Gesell wilde de opbrengst van de grond vooral ten goede laten komen aan vrouwen met kinderen, die daardoor minder afhankelijk zouden worden van hun echtgenoten, waarmee hij zijn ideeën over gelijkheid in de praktijk wilde brengen.

Gesell was geen marxist. Hij wees kapitalisme niet af – maar dan wel onder een vrije, eerlijke concurrentie met gelijke kansen voor iedereen. Alle wettelijke en overgeërfde voorrechten moesten worden afgeschaft. Als de een succesvoller is dan de ander door zich in te zetten en door inventief te zijn, is een hogere beloning vanzelfsprekend. Echter niet door geld voor zich te laten werken, dus niet door inkomen te verwerven waarvoor niet is gewerkt. De Britse econoom John Maynard Keynes was positief over de visie van Gesell. Hij heeft bijvoorbeeld in de Bancor ideeën van Gesell verwerkt. Dat de Bancor niet de wereldreservemunt werd zoals Keynes die voor ogen had en de dollar wel, maakt duidelijk dat de wereld ook na de Tweede Wereldoorlog niet rijp was voor het gedachtegoed van Gesell. Laatstgenoemde voorspelde meerdere grote crisissen en nieuwe oorlogen als de rente-economie in stand zou worden gehouden. Hierin heeft Gesell het gelijk aan zijn kant gekregen. In deze tijd is afschaffen van de op rente gebaseerde economie en het daarmee onverbrekelijk verbonden bankengeld nog steeds een onbespreekbaar onderwerp, mede omdat veel mensen het belang ervan niet inzien. Zij hebben niet in de gaten hoezeer rente een fopspeen is, die aan onwetende mensen wordt voorgehouden.

Uit: Geld in de Bijrol

© Ad Broere