Ik ben in mijn brieven begonnen met het schrijven van een boek in feuilletonvorm. Het boek speelt in de eerste eeuwen van de jaartelling. Eli en Mirjam zijn de hoofdpersonen in het verhaal. Ze leven in Jeruzalem. Het boek begint in het jaar 62. Ik wil graag een van mystiek en oppervlakkige spiritualiteit ontdaan verhaal vertellen.
Het gaat over de zoektocht van twee mensen, die het hoopvolle en de verschrikkingen van die tijd meemaken. Eli en Mirjam zijn joodse mensen. Zij volgen De Weg van de Nazireeërs. In mijn boek wil ik duidelijk maken wat dit inhield. Zij noemden zichzelf niet christenen en evenmin waren zij van het orthodoxe Joodse geloof.
Ik volg Eli en Mirjam in een periode, die zijn schaduw ver vooruit zou werpen. De mogelijkheden, die de mensheid toen had om tot werkelijke vrijheid te komen, werden niet benut. Althans door de meeste niet. Nu in deze tijd opnieuw de omstandigheden gunstig zijn voor de ontwikkeling naar ware Mens-wording, is de geschiedenis van deze twee mensen zo actueel alsof het vandaag zou kunnen zijn.
Ik zet het eerste hoofdstuk op mijn blog. Als het je uitnodigt om verder te lezen, dan kan dat door je te abonneren op mijn brieven. Dit is overigens niet het enige dat ik schrijf in mijn brieven. In elke brief schrijf ik een artikel, zoals in de nieuwsbrief van november rond het onderwerp zintuigen. Dit is de link die je kunt aanklikken om je in te schrijven.
De Weg naar Vrijheid
Hoofdstuk 1
Nisan 3821
Het was de eerste dag van de maand Nisan, in het jaar 3821 volgens de Hebreeuwse jaartelling — het jaar 62 in de Gregoriaanse kalender. Jeruzalem ontwaakte in het licht van de opgaande zon. Eli zat voor zijn werkplaats. Op zijn schoot rustte een eenvoudig ontbijt van olijven, brood en geitenmelk. Hij was timmerman. Na het ontbijt zou hij verder werken aan een kast die diezelfde avond nog werd opgehaald.
Naast hem zat zijn vrouw Mirjam. Ze werkten samen en vulden elkaar aan in wat zij deden. Ze zaten op deze dag zwijgend naast elkaar. Dat was geen regel. Eli en Mirjam spraken vaak met elkaar. Eli sprak zijn verontwaardiging uit over wat er in Judea gebeurde. Judea viel onder Romeins bestuur en de Romeinen bestuurden het volk met harde hand. Het Joodse volk werd onder zware druk gezet door de bezetter. De godsdienstvrijheid werd beperkt en de Romeinse belasting drukte zwaar. Beiden waren zij diep getroffen door de recente moord op Jacobus, de broer van Jezus.

Jacobus was leider van de beweging van de Nazireeërs, die ‘De Weg’ werd genoemd. Eli en Mirjam hadden zich enkele jaren geleden aangesloten bij deze beweging. Ze hielden beiden van Jacobus. Hij was zachtmoedig en niet oordelend. Zijn taal was direct, inspirerend en compromisloos. Zij luisterden graag naar Jacobus als hij in Jeruzalem sprak op het binnenplein van de Tempel. Zo waren ze enkele weken geleden bij een bijeenkomst op de Tempelberg. Jacobus nam het woord. De woorden die hij toen uitsprak hadden Eli en Mirjam beiden in hun geheugen gegrift. Hun verslag was als volgt:
Broeders en zusters van Israël,
luister naar mij, Jacobus, dienaar van de Ene,
en broeder naar het vlees van Jezus, de Gezalfde.
Vanaf het begin heeft de Eeuwige onze vaderen geleid
met de Wet die Hij Mozes gaf,
opdat wij zouden wandelen in gerechtigheid,
en liefde zouden tonen aan de weduwe, de wees, en de vreemdeling.
Want wie de Wet hoort maar niet doet,
is als iemand die in de spiegel kijkt en vergeet wie hij is.
Onze broeder Jezus van Nazareth —
die velen de Gezalfde noemen —
heeft ons niet een nieuwe Wet gebracht,
maar de ware adem van de Wet hersteld.
Hij heeft ons geleerd dat de offers van dieren niet opwegen
tegen een zuiver hart en een milde hand.
Hij heeft ons gewezen op de armen,
op de zieken, op de zondaars —
en gezegd:
“Degene in wiens hart Vrede is neergedaald en de Geest van Liefde is ontvlamd, heeft de Wet vervuld.”
Daarom zeg ik u, broeders en zusters:
Laat ons trouw blijven aan de Wet,
maar in het hart vervuld van de Geest die Jezus ons wees.
Wie deze weg bewandelt, wandelt in het licht van De Weg
en zal gerechtvaardigd worden door zijn werken.
Eli en Mirjam zaten met andere volgers van De Weg in een kring rond Jacobus. Ze lieten zijn woorden nog op hen inwerken, toen er plotseling rumoer was bij de poort van het binnenplein. De schrik en ontreddering was groot toen zij met stenen gewapende mannen zagen, die het plein bestormden. Zij schreeuwden: ‘Godslastering, dood aan de verrader’. Jacobus werd ruw beetgepakt en van de muur naar beneden gesmeten. Alsof dat nog niet genoeg was werd zijn gewonde lichaam bekogeld met stenen. Jacobus stierf met een vredige glimlach op zijn gezicht.

Het was als de dag van gisteren en telkens kwam de herinnering aan deze verschrikkelijke gebeurtenis weer naar boven bij Eli en Mirjam.
Eli verbrak het stilzwijgen. ‘Mirjam, hoe moeten we nu verder? De Weg lijkt verduisterd nu Jacobus er niet meer is.’ Mirjam, rustig en bezonnen als gewoonlijk, antwoordde Eli. ‘Liefde is de ziel van de Wet. De geboden volgen zonder liefde is als een lichaam zonder bloed. De Wet van Mozes was het pad van gehoorzaamheid, maar De Weg is een pad van vrijheid in verbondenheid. We moeten leren zelf onze verantwoordelijkheid te nemen. Wij eren Jacobus en zijn leven als we dat daadwerkelijk doen.’ Eli omarmde Mirjam met tranen in zijn ogen. ‘Bedankt Mirjam voor deze woorden’, sprak hij.
Op dat moment kwam de zon tevoorschijn van achter de wolken en scheen op Jeruzalem waar ook op deze eerste dag van Nisan 3821 het bruisende leven van tachtigduizend inwoners zijn gewone loop nam.
In het volgende hoofdstuk, in mijn volgende brief, beschrijf ik de Joodse oorlog, die woedde tussen de jaren 66 en 70 volgens de Gregoriaanse kalender door de ogen van Eli en Mirjam. Vier Romeinse legioenen onder aanvoering van Titus, de zoon van keizer Vespanianus trokken op tegen het opstandige Judea.
(c) Ad Broere