‘De pensioenbijdragen waren in de loop van de jaren tachtig en begin jaren negentig ver onder het kostendekkende niveau gekomen. Dit kwam doordat sinds 1982 het door werkgevers aan het ABP af te dragen premiepercentage bij wet steeds lager was vastgesteld, om met de zo bereikte besparingen het financieringstekort van de Staat terug te dringen. Deze handelwijze vormde de belangrijkste oorzaak van een financieringsachterstand bij het ABP die per 1992 werd berekend op f 32,86 miljard.’ (Privatisering van het ABP, kamerstuk 26-015, 1998)
De tachtiger jaren van de vorige eeuw waren de tijd van de opkomst van het neoliberalisme, geïnspireerd door mensen zoals de Amerikaanse econoom Friedman. In Nederland begon Ruud Lubbers zijn karwei om in navolging van Reagan en Thatcher ook Nederland in de richting van het neoliberalisme te loodsen. Dit leidde tot een verregaande afbraak van sociale verworvenheden. Er werd ruim baan gegeven voor privatisering en vermogensvorming, echter vooral voorbehouden aan de ‘happy few’. Lubbers en zijn minister van financiën Ruding namen het niet zo nauw met de rechten van de werknemers. Loonmatiging en versobering waren het devies. Terugdringen van de overheidsschuld kreeg een hoge prioriteit, waarbij niet werd vermeld dat die hoge schuld vooral door het dito hoge renteniveau zich zo had ontwikkeld.
De overheid was en is de grootste werkgever en beheerde toen nog de ABP ‘pot’ zoals een werkgever met een pensioenreserve ‘eigen beheer’. Lubbers en Ruding hadden een zeer speciale opvatting over dit ‘eigen beheer’, want om de staatsschuld te verminderen werd er heel veel geld aan het ABP onthouden. Het ging om een bedrag van 32,86 miljard gulden. Dit enorme bedrag had tussen 1982 en 1994 in de ABP-pot moeten zijn gestort, maar dat gebeurde niet, omdat de overheid het besteedde aan verlaging van de staatsschuld. Ambtenaren, werknemers bij de politie, het onderwijs en andere overheidsdiensten hebben dus onvrijwillig meegewerkt aan de uitvoering van het ‘karwei van Lubbers’. Er was daarbij geen sprake van onwettig handelen. De vaststelling van de veel te lage premiepercentages geschiedde op basis van de zogenoemde ‘uitnamewetten’. De politiek heeft dus meegewerkt aan dit schandaal en de vakbeweging heeft zich er niet tegen verzet.
Waarom zou er zo weinig verzet zijn geweest? In het kamerstuk waarin verslag wordt gedaan over de privatisering wordt gesproken over een ‘overrente’ bij het ABP. Volgens de toenmalige minister van binnenlandse zaken werd er gemiddeld een rendement behaald op de beleggingen van 7 procent. Daardoor vermeerderde de belegde reserve van het ABP jaar op jaar zo sterk, dat de verminderde premieafdracht daardoor ruimschoots werd gecompenseerd en de dekkingsgraad ruimschoots boven de 100 procent zou blijven. Bovendien werd in de negentiger jaren de ouderdomspensioenregeling in het kader van de versobering flink uitgekleed, waardoor het ABP en de andere fondsen met heel wat minder kapitaal toekunnen om alle verplichtingen na te komen.
Als die 32,86 miljard gulden wel in de ABP-pot zou zijn gestort en er was een gemiddeld rendement van 7 procent op behaald, dan zat er nu minstens € 80 miljard (euro!) meer in de ABP belegde reserves. Er zou dan zelfs onder de meest negatieve uitgangspunten een dekkingsgraad zijn van aanzienlijk boven 100 procent. Het is moreel verwerpelijk dat er nu gesproken wordt over korten van ABP-pensioenen, zonder dat de overheid zichzelf verantwoordt voor de schade en diezelfde overheid de gevolgen van de ‘uitnames’ repareert. De overheid zou dat bijvoorbeeld kunnen doen door de belastingclaim op de ABP-reserves met € 80 miljard te verminderen en dit bedrag door belastingverlaging ten gunste te laten komen van de pensioengerechtigden. Heel vervelend als je graag in EU verband het beste en braafste jongetje van de klas wilt zijn, maar wel volkomen terecht.
© drs. A. Broere, econoom en auteur
Het volgende artikel gaat over overrente, een woord dat uit het woordenboek van de overheid en de bestuurders van pensioenfondsen lijkt te zijn verdwenen nu het gebruiken ervan even niet uitkomt.