een vernieuwende visie op mens, geld en waarde

Maakt robotisering basisinkomen onvermijdelijk?

12 oktober 2017 De beweging die elke burger een basisinkomen garandeert wint wereldwijd steun, omdat de automatisering in toenemende mate werkgelegenheid doet verdwijnen. Maar kan het worden gefinancierd zonder de belasting te verhogen en zonder hyperinflatie te veroorzaken? De wereldbekende specialiste in monetaire hervorming Ellen Brown (V.S.), schrijft hierover in dit artikel. In mei 2017 publiceerde een team van onderzoekers van de Universiteit van Oxford de resultaten van een enquete onder specialisten in artificiële intelligentie. Hierin werd voorspeld dat er een 50% kans is dat AI (artificiële intelligentie) binnen 45 jaar beter gaat presteren in de uitvoering van vrijwel alle taken dan mensen dat doen. Over 120 jaar is alle werk, nu uitgevoerd door mensen geautomatiseerd. De Aziatische respondenten waren overigens van mening dat dit veel eerder het geval zou zijn dan de Noord Amerikaanse. In theorie houdt dit in dat we allemaal met pensioen kunnen gaan en van een onbeperkte vrije tijd kunnen gaan genieten. De primaire zorg bij de meeste mensen is echter dat ze hun werk kwijt raken aan robots.

Dit verklaart de groeiende interesse voor een universeel basisinkomen (UBI) – een som geld dat in gelijke mate voor iedereen beschikbaar zal zijn. Universeel basisinkomen werd al voorgesteld in Zwitserland, er worden proeven genomen in Finland en er is een succesvolle pilot gaande in Brazilië. De steden in Ontario, Canada, Oakland, Californië en Utrecht in Nederland zijn proeven aan het voorbereiden; twee lokale autoriteiten in Schotland hebben plannen aangekondigd en politici over heel Europa, inclusief de leider van Labour, Jeremy Corbyn, hebben zich uitgesproken voor het project. Voorstanders in de VS lopen uiteen van Robert Reich tot Mark Zuckerberg, Thomas Paine, Charles Murray, Elon Musk, Dan Savage, Keith Ellison en Paul Samuelson. Een nieuwe economische studie toont aan dat een universeel basisinkomen van $ 1.000 per maand voor alle volwassenen in de V.S. , $ 2,5 biljoen zou toevoegen aan de V.S. economie in acht jaar.

Uitkeringen zouden luiheid kunnen bevorderen. Maar studies hebben uitgewezen dat een universeel basisinkomen voor iedereen, ongeacht het inkomen niet daartoe zal leiden. In 1968 werd al aangetoond dat gratis geld weinig invloed heeft op het aantal uren die de ontvanger ervan bereid is te werken. Degenen die minder gingen werken besteedden hun tijd vooral aan projecten voor de samenleving en jonge mensen die nog niet werkten besteedden juist meer tijd aan een opleiding. Een dergelijk onderzoek in Canada leverde op dat het aantal gewerkte uren niet daalden, het aantal mensen dat hun opleiding afmaakten er juist door groeide en ziekenhuisopnames afnamen met 8,5%. In India werden gelijkluidende resultaten geboekt.

Er zijn ook studies die hebben aangetoond dat het in feite goedkoper is om in gelijke mate geld te verdelen over de hele bevolking dan om de uitkeringspraktijk van nu te handhaven. Als bijvoorbeeld in de UK het budget voor sociale uitkeringen over de 50 miljoen volwassenen zou worden verdeeld, dan zou ieder een inkomen hebben van £ 5.160 per jaar.

Dit is in de huidige economische omstandigheden echter onvoldoende om in de basisbehoefte te kunnen voorzien. De belastingen zouden moeten worden verhoogd, er zou weer (staats)schuld worden gecreëerd of andere uitgaven moeten worden gekort en dit zijn oplossingen waar overheden niet graag in willen stappen. De andere optie is ‘kwantitatieve verruiming’, een vorm waarbij het geld direct in de reële economie terecht komt en niet bij banken. In Europa beginnen politici een andere visie te ontwikkelen op het eens zo onbestaanbare helikoptergeld. Een universeel basisinkomen zou de productiviteit vergroten, zonder dat de belastingen verhoogd behoeven te worden. Econoom Joseph Stiglitz zegt hierover:

“Als overheden meer geld in de economie investeren dan circuleert dat geld steeds weer opnieuw. Dus niet alleen worden er eenmalig banen gecreëerd: de investeringen creëren steeds weer nieuwe banen. Het resultaat hiervan is dat de economie groeit met een veelvoud van de oorspronkelijke investering door de staat, de publieke financiën worden sterker en de uitkeringen gaan naar beneden. Omdat de belastinginkomsten stijgen wordt ook de fiscale positie van de overheden sterker.”

Waarom een ‘Kwantitatieve Verruiming voor de mensen’ niet tot inflatie hoeft te leiden.

Het meest gehoorde bezwaar tegen kwantitatieve verruiming waarbij geld direct in de reële economie vloeit, is dat als de geldhoeveelheid te groot wordt en de consumentenprijzen omhoogschieten, het proces niet meer omkeerbaar is. Als het geld als burgerdividend wordt uitgekeerd dan keert het niet meer terug naar de centrale bank, zoals het in theorie bij de huidige kwantitatieve verruiming van de ECB en de FED wel het geval is.

Maar de overheid is niet afhankelijk van de centrale bank als er hyperinflatie optreedt (wat na negen jaar kwantitatieve verruiming en $ 3,7 biljoen geld nog steeds niet het geval is.) Prof. Stiglitz stelt dat geld dat door de overheid terugkeert naar de overheid door de belastingheffing die op het universeel basisinkomen geheven gaat worden.

Dit is het gevolg van de ‘omloopsnelheid van geld’- het aantal keren dat een euro van eigenaar verwisselt in een jaar – van de boer naar de supermarkt, van de supermarkt naar de verhuurder etc. etc. In een bewegende economie is de omloopsnelheid van het geld (M1 in technische termen: munten, papiergeld, deposito’s) ongeveer 7 en elke houder ervan betaalt belasting over dezelfde dollar. De totale belastingontvangst is in de VS op dit moment ongeveer 26% van het BBP. Als iedere houder van een euro belast wordt met dit percentage en de dollar verwisselt zeven keer van eigenaar, dan is de belastingopbrengst dus 7 x 26% x €1 = € 1,82. Kortom, de investering levert de staat meer op dan het erin stopt.

In de praktijk is er sprake van een aanzienlijke lekkage als gevolg van bijvoorbeeld belastingvermijding en niet belaste opbrengsten. Het belasten van de $ 21 biljoen (of meer) die in offshore belastingparadijzen ligt opgestapeld of het opzetten van een systeem van publieke banken, die hun winsten uitkeren aan de overheid zou een oplossing bieden.

Een werkdocument, gepubliceerd door de Federal Reserve San Francisco toonde in 2012 aan dar een dollar geïnvesteerd in de infrastructuur tenminste twee dollars toevoegt aan het BBP van de staat Californië en ongeveer vier keer zoveel in perioden van crisis. Veronderstel dat het in dit geval gaat om 4 dollar, vermenigvuldigd met 26% levert de geïnvesteerde dollar dan evenveel op en dat jaar op jaar. Er is een precedent: volgens de G.I. Bill (een Amerikaans investeringsprogramma na WOII) die een investering zou hebben gevergd van $ 50 miljard in hedendaagse waarde van de dollar is er $ 350 miljard toegevoegd aan de economie, bijna het zevenvoudige.

Maar de inflatie formule dan die je in de economieles krijgt voorgeschoteld? In Forbes van mei 2011 getiteld “Groei van de geldhoeveelheid veroorzaakt geen inflatie” legt Prof John Harvey uit dat de aannames voor die formule niet kloppen. De formule luidt MV=PT, wat betekent dat als de omloopsnelheid van het geld (V) en de hoeveelheid verhandelde goederen en diensten (T) gelijk blijven, meer geld in omloop (M) zou leiden tot het opdrijven van de consumentenprijzen. Harvey legt echter uit dat de omloopsnelheid van het geld en de hoeveelheid verhandelde goederen niet constant zijn. Als mensen meer geld te besteden hebben (M) dan neemt de omloopsnelheid van het geld (V) toe en worden er meer goederen en diensten verkocht (T). Als vraag en aanbod in gelijke mate omhoog gaan, dan blijven de prijzen stabiel.

Het omgekeerde is ook waar. Als de vraag (M) niet toeneemt dan stijgen het aanbod en het BBP evenmin. Nieuwe vraag, meer geld, gaat vooraf aan nieuw aanbod. Het geld moet er zijn om de vraag naar goederen en diensten te stimuleren en voordat er nieuw aanbod wordt gecreëerd. Alleen wanneer de vraag verzadigd is en de productiviteit volledig wordt benut, zullen de consumentenprijzen omhooggaan. Ze hebben echter ondanks de misleidende informatie nog lang niet die grens bereikt. In januari 2017 bleef ongeveer 9,4% van de VS-beroepsbevolking werkeloos of had een onvolledige baan. Bovendien neemt een toenemend aantal robots, computers en innovaties, zoals 3D printers werkgelegenheid weg.

werkelijke oorzaak van de grote hyperinflatie voorbeelden

Het argument bij uitstek dat de wetgevende autoriteiten ervan weerhoudt om nieuw geld in het systeem te brengen is de angst voor herhaling van de beruchte hyperinflatie voorbeelden uit de geschiedenis – De Weimar Republiek en Zimbabwe met name – Volgens Professor Michael Hudson, die een diepgaande studie van dit onderwerp heeft gemaakt waren deze rampen niet het gevolg van het nieuw geld drukken door de overheid. Hij schrijft:

Elke hyperinflatie uit de geschiedenis werd veroorzaakt door buitenlandse schulden, die tot gevolg hadden dat de wisselkoers inzakte. De dynamiek achter hyperinflatie werd overigens al in de klassieker van Salomon Flink in ‘De Reichsbank in de Duitse Economie’ uiteengezet. Latere studies van de Chileense en de Derde Wereldinflatie bevestigden de uitkomsten van Prof Hudson eveneens. Eerst stort de wisselkoers in omdat oorlogsuitgaven grote buitenlandse schulden veroorzaken en zoals in Duitsland de herstelbetalingen aan de geallieerden daar nog bovenop kwamen. De prijzen van de geïmporteerde goederen stijgen en als gevolg daarvan ook de prijzen van de binnenlandse goederen. Vervolgens moeten de lonen omhoog om de economische activiteit op het hogere prijspeil overeind te houden, enz. enz. Duitsland is een klassiek voorbeeld van waar de werkelijke oorzaak van hyperinflatie ligt.

er zijn ook kansen…

In een stagnerende economie kan een universeel basisinkomen de vraag creëren die nodig is om de schappen met onverkochte producten te legen en nieuwe productie te genereren. Robots kopen geen voeding, kleding, of elektronische speeltjes en ze hoeven evenmin te reizen om andere mensen te ontmoeten. De vraag naar goederen en diensten moet van de consument komen. Voor dat doel moet er geld worden besteed. Hoe meer robots het werk overnemen van mensen, hoe dringender de keuze wordt om het grootste deel van de bevolking te verhongeren of om over te gaan tot een universeel basisinkomen. (Red. dit probleem betreft ook de relatief kleine groep van mensen die geld voor zich laten werken en die door de robotisering van de productie steeds meer geld naar zich toe trekken. Wil je in een wereld leven waar de meeste medemensen in armoede leven, of kies je voor een wereld waarin geen gebrek is? Als je voor het laatste kiest, laat dan een aanzienlijk deel van je geld terugvloeien naar de gemeenschap, dat helpt bij de financiering van het universeel basisinkomen) Een universeel basisinkomen is geen sociale uitkering, waarbij je mensen afhankelijk maakt van de staat. Het is niet meer of minder dan een dividend dat wordt uitbetaald omdat we in de 21e eeuw leven, waarin de automatisering ons juist zou moeten bevrijden van (onaangenaam) werk waardoor we ons leven een betekenisvoller inhoud kunnen geven.

Ellen Brown is Amerikaans advocaat, monetair hervormer en oprichter van het Public Banking Institute, zij is Senior Fellow van het Democracy Collaborative, en auteur van twaalf boeken, waaronder Web of Debt en The Public Bank Solution.. Dit artikel werd oorspronkelijk geplaatst op Web of Debt Blog.

Vertaling: Ad Broere, econoom