Je krijgt tegenwoordig soms de indruk dat Nederland vol zit met holocaustontkenners en dat vrijwel niemand een vinger heeft uitgestoken om joden te helpen onderduiken in de Tweede Wereldoorlog. Vanmiddag waren Anneke en ik in het Valtherbos in Drenthe. Daar is het restant te vinden van een onderduikershol. Hierin hebben zestien joodse mensen de oorlog overleefd. Zij werden geholpen door een aantal moedige Drenten.
Hieronder was vooral Albertus Zefat de spil. Zefat was kippenboer. Toen er eind 1942 razzia’s uitbraken in Emmen, vonden zestien joden onderdak bij Albertus Zefat en zijn vrouw Aaltje. “Je kunt ze toch niet zomaar de dood injagen”, had Bertus met noordelijke nuchterheid tegen zijn vrouw gezegd. Eerst vonden de joodse mensen onderdak achter in de kippenschuur, maar daar was het gevaar van verraad te groot en zo werd het onderduikershol gegraven. Een slaapgedeelte en een woongedeelte van betrekkelijk kleine afmetingen. De onderduikers werden voorzien van eten en drinken door de mensen die hielpen zonder hun mond erover op te doen.
Toen bij toeval de onderduikplaats werd ontdekt door een oude man, die daarover de politie inlichtte, moesten de onderduikers hals over kop dieper het bos in schuilen totdat de klopjacht op hen voorbij was. Ze konden niet terug naar het oorspronkelijke onderduikhol en dieper in het bos werd een nieuwe schuilplaats gegraven, waar de zestien joodse onderduikers hebben kunnen overleven totdat Nederland bevrijd werd. Bertus Zefat heeft het niet overleefd. Hij werd gefusilleerd omdat hij weigerde zijn mond open te doen. Ook de andere betrokkenen bij de groep helpers hielden hun mond. Waaronder Jan Hendriks die omgekomen is in een kamp bij Hamburg. Zij waren geen holocaustontkenners. Ze wisten wat het lot zou zijn van joden die werden weggevoerd, getuige de uitspraak van Bertus Zefat: “Je kunt ze niet zomaar de dood injagen.” Zoals hij waren er misschien weinigen, maar hij was niet de enige, die met gevaar voor zijn eigen leven hielp.
Toen ik op internet zocht naar de naam Zefat kwam ik op het volgende:
‘Zefat is een kleine stad in het noorden van Israël, 900 meter boven de zeespiegel in de bergen van Boven-Galilea. Het is de hoogste stad van Israël.
Zefat is een van de vier Heilige steden in Israël. De andere 3 steden zijn Jeruzalem, Hebron en Tiberias.
Zefat heeft een rijk verleden. Volgens het Joodse geloof is Zefat de plaats waar Sem en Ever (zoon en kleinzoon van Noach) hun yeshiva stichtten waar Jacob vele jaren studeerde. Zefat werd gesticht in 70 na Christus. De stad bloeide op in de 16e eeuw toen veel beroemde Joodse religieuze geleerden en mystici na de Spaanse verdrijving naar Zefat verhuisden. Zefat werd toen het spirituele centrum van de Joodse wereld, waar Kabbala het hoogtepunt van haar invloed bereikte.
Veel Kabbalisten, zoals Ha-Ari HaKadosh, Rabbi Shlomo Alkabetz en Rabbi Yosef Karo maakten de stad beroemd.
Zefat leed echter verschrikkelijk tijdens de daaropvolgende jaren door aardbevingen, plagen en Arabische aanvallen. De bevrijding van Zefat was een van de meest dramatische episodes in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948.
Vandaag de dag is Zefat het centrum van Kabbala en Joodse mystiek en biedt het bezoekers een spirituele ervaring’.
Toeval bestaat niet zou je kunnen zeggen.
De weduwe van Bertus Zefat vertelde in een programma voor RTV Drenthe dat haar toen 5 jarig zoontje in 1945 tegen haar had gezegd: “Waren de Engelsen maar eerder gekomen, dan hadden we papa nog gehad.”