In het vorige artikel op mijn blog: ‘De AOW-leeftijd gaat in 2023 niet verder omhoog’ heb ik de mythe dat we zoveel langer leven ontrafeld en daardoor ook het argument van de pensioenfondsen ontzenuwd dat de reserves daarom tekortschieten. In dit artikel gaat het over de rekenrente en de dekkingsgraad. Op de vraag ‘Wie heeft er belang’, kwam ik op de werkgever als de meest belanghebbende bij het in standhouden van de mythe van de tekortschietende dekkingsgraad. Ik vraag me af of er bij De Nederlandse Bank en bij de pensioenfondsen niet mensen rondlopen die zich heimelijk diep schamen over de onzin die er in de afgelopen jaren is verkocht over de aanvullende pensioenen.
Uit het rapport: ‘Statistische informatie deelnemerspopulatie van het ABP’ blijkt dat het grootste fonds ABP in 2014 aan ouderdomspensioen aan mannen € 6,3 miljard uitkeerde, aan ouderdomspensioen voor vrouwen € 1,7 miljard, aan partnerpensioen vrouwen (man overleden) ook € 1,7 miljard en aan nabestaandenpensioen, partnerpensioen mannen en arbeidsongeschiktheidsverzekering totaal € 308 miljoen op jaarbasis. Totaal keerde het ABP in 2014 zo’n € 10 miljard uit aan pensioenen.
Met een gemiddelde levensduur van 14 jaar na pensionering is een kapitaal voor wie in 2014 gepensioneerd was van € 140 miljard toereikend. (14 jaar x € 10 miljard per jaar). Mocht de gemiddelde leeftijd bij overlijden in de komende 14 jaar oplopen tot 85 jaar (nogal onwaarschijnlijk), dan is er sprake van een beroep op de ‘pot’ van € 190 miljard.
Hier komen de pensioenaanspraken van de actieven en gewezen deelnemers, die nog niet zijn gepensioneerd bij. Het gekapitaliseerde bedrag van de pensioenaanspraken van deze groepen bedroeg volgens de statistische informatie van het ABP eind 2014 in totaal € 23,7 miljard. Het totaal aan reserves dat het ABP nodig heeft om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen bedroeg eind 2014 € 163,7 miljard en er zat eind 2014 € 347 miljard in de pot bij het ABP.
Volgens de bovenstaande berekening blijft er bij het ABP aan het einde van de rit minimaal € 133 miljard en maximaal € 183 miljard over áls het ABP eind 2014 zou zijn gestopt, alle beleggingen zou hebben verkocht en de opbrengst in een digitale kluis zou hebben gestopt, waar niets meer bijkomt en alleen de uitkeringen op de afgesproken tijdstippen vanaf gaan.
Maar dit is niet de realiteit, want de huidige werkende generatie wil ook dat het pensioenfonds de hen toegezegde afspraak nakomt. Dan komt het tricky gedeelte en moet ik een beroep doen op het verbeeldende vermogen van de lezer. Ik zou het graag in een animatiefilm in beeld hebben willen brengen, maar daarvoor ontbreekt mij helaas het budget.
Stel je voor een grote, uitschuifbare glazen bak, waarin water stroomt uit twee kranen. De eerste kraan dat zijn de premies, die door jouw werkgever namens jou worden afgedragen aan het pensioenfonds. In dit voorbeeld is dat het ABP, maar het zou ook Zorg en Welzijn of een ander fonds kunnen zijn. Deze premiebetalingen komen in een collectieve pot terecht en zijn dus niet gekoppeld aan jou als pensioengerechtigde.
Uit de tweede kraan komt de winst, die het pensioenfonds behaalt op de beleggingen. Volgens de eigen opgave van het ABP bedroeg deze winst (rendement) gemiddeld 7% per jaar over de afgelopen decennia. Dus, het ene jaar meer, het andere jaar minder, maar gemiddeld 7%.
De glazen bak stelt de hierboven beschreven situatie voor, waarbij het ABP ermee stopte, eind 2014. In de bak zit € 347 miljard. Van dit bedrag is € 213,7 miljard nodig om aan alle verplichtingen te voldoen, die het ABP per het eind van 2014 had. Als aan alle verplichtingen is voldaan, dan blijft er iets meer dan € 133 miljard over en dat is bijna 40%!
Dan komt de grote wisseltruc. De bak wordt uitgeschoven tot 2054 (veertig jaar meer) en er wordt een theoretische berekening gemaakt van wat er uit de twee kranen komt in de jaren tussen 2014 en 2054. De winst (het rendement) wordt op aandringen van De Nederlandse Bank heel laag gehouden. De rekenrente, want zo wordt het genoemd, bedraagt niet meer dan gemiddeld 2% per jaar voor de volgende veertig jaar, in weerwil van het gemiddelde van 7% in de afgelopen decennia.
De premies, die de werkgever – bij het ABP is dat de overheid – namens jou zolang je in een overheidsbaan werkt afdraagt aan de collectieve pot, zouden als de sombere toekomstvisie van De Nederlandse Bank waar blijkt te zijn veel hoger moeten zijn dan wanneer er een gemiddeld rendement van 7% per jaar wordt behaald. Hierin zit de crux. De loonkosten zouden als gevolg van deze veel hogere premies flink stijgen. Hier heeft de overheid geen trek in, want dat zou de Staatsbegroting van de grootste werkgever flink onder druk zetten.
Hierop is het volgende gevonden. De glazen bak wordt zoals gezegd uitgeschoven en de vloeistof wordt verdeeld over een veel groter volume. Het gevolg hiervan is dat de € 133 miljard die meer in de pot zat dan nodig was om aan de verplichtingen te voldoen ‘uitvloeit’ over de grotere bak.
Zo wordt kunstmatig een tekort gecreëerd, want de vloeistof zakt tot onder het peil van de toegezegde verplichtingen. Er is te weinig om tot in de verre toekomst aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De ‘dekkingsgraad’ schiet te kort, zo constateert men. Indexeren van de pensioenen zit er niet in.
Of het nu opzettelijk wordt gedaan of niet, de werkgevers besparen op hun loonkosten ten koste van de huidige gepensioneerden. De huidige gepensioneerden subsidiëren uit de door hen gevormde collectieve pot ongewild de werkgevers, die daardoor niet hoeven te bewegen, ondanks de sombere toekomstvisie van De Nederlandse Bank.
Ik heb getracht met De Nederlandse Bank in gesprek te komen over hun beleid met betrekking tot de aanvullende pensioenen, maar er was geen interesse van die kant. De pensioenpremies zouden flink omhoog moeten als men blijft vasthouden aan een lage rekenrente, of de toezeggingen aan de huidige generatie werkenden zouden flink naar beneden moeten worden bijgesteld. Niet dat ik hen hun pensioen misgun, maar om scherp in beeld te krijgen waar het om draait.
© Ad Broere