Het slot op de kluis van 1,5 biljoen euro bij de pensioenfondsen in Nederland heet rekenrente. In een interview met Klaas Knot, directeur van De Nederlandsche Bank, in de Volkskrant van 20 juni 2019 verwondert hij zich over de ophef die wordt gemaakt over de rekenrente. Die moet immers aansluiten bij de verwachte ontwikkelingen op de financiële markten. Omdat Knot een geleerd man is, getuige de stapels boeken op zijn bureau op de foto bij het artikel, mogen wij niet twijfelen aan de wetenschappelijke onderbouwing van de rekenrente.
Ook de Commissie Dijsselbloem bevestigt zijn gelijk door vast te houden aan de risicovrije rentevoet als basis voor de rekenrente, De Commissie doet er zelfs een schepje bovenop door nog voorzichtiger te werk te gaan. Hierdoor zal de rekenrente nog lager worden, evenals de dekkingsgraad. Wat niet wordt vermeld is dat de pensioengerechtigden die nog in de opbouwfase zitten evenals hun werkgevers gigantisch gaan worden belast. Pensioenpremies die tot duizelingwekkende hoogten kunnen gaan stijgen zijn niet ondenkbaar. Als het bindende advies van de Commissie Dijsselbloem gaat worden uitgevoerd, dan kan over niet al te lange tijd het collectieve aanvullende pensioen om zeep worden geholpen.
Tegelijkertijd nemen hoogstwaarschijnlijk de belegde reserves van de pensioenfondsen toe tot een bedrag tot ver boven de huidige 1,5 biljoen. Want het stuwmeer zal nog verder vol lopen. ‘Je mag er alleen maar naar kijken, maar aankomen mag je niet’. Zijn ze nu helemaal gek geworden in Den Haag, zo vragen zelfs de pensioenfondsen zich af. Den Haag en De Nederlandsche Bank vinden zelf dat dit niet het geval is. Ze hebben wetenschappers op het vraagstuk van de rekenrente gezet. Die zijn op het idee gekomen om een theoretisch model te gaan gebruiken. Een model dat is ontwikkeld om de prijs van opties te bepalen.
Wat hebben opties met pensioenen te maken, zou je je kunnen afvragen. Wetenschappers hebben bedacht dat een pensioen eigenlijk een optie is. Daarom is het model ook daarvoor geschikt. Bovendien hebben de ontwikkelaars van het model de Nobelprijs gewonnen. Kritiek is daarom uitgesloten. Het Black-Scholes model, want zo heet het, werd ernstig bekritiseerd omdat het nut ervan in de praktijk niet is bewezen. Dat wordt echter buiten beschouwing gelaten.
De basis voor de onderbouwing van de rekenrente ligt dus in een aanvechtbaar theoretisch model. Een mode dat voor een heel ander doel is ontwikkeld dan voor het vaststellen van de rekenrente. Reken er echter maar op, dat als dit in een rechtszaak naar voren wordt gebracht, er hele eskadrons wetenschappers klaar staan om namens de overheid en De Nederlandsche Bank de juistheid van het model aan te tonen. Een oeverloze discussie, die bergen geld kost en slechts frustratie oplevert. De sleutel op de kluis blijft ondertussen in stand. Het leidt tot kortingen en verlaging van toezeggingen. Door fondsen die letterlijk bulken van het geld.
Kunnen we er iets aan doen? Ja! De overheid en De Nederlandsche Bank zijn gevoelig voor de publieke opinie. Zeker als miljoenen Nederlanders een publieke opinie zouden gaan ondersteunen, die eist dat de rekenrente in overeenstemming wordt gebracht met het werkelijke rendement van de pensioenfondsen. We weten dat de grote fondsen in de afgelopen veertig jaar gemiddeld een rendement hebben behaald van ruim 7 procent. De vraag is daarom hoe de publieke opinie kan worden gemobiliseerd. Dat kan door informatie te delen. Hierdoor wordt de desinformatie die via de media tot ons komt over dit onderwerp doorbroken. Vervolgens kan een rechtszaak worden voorbereid.
Daarbij is het belangrijk dat de eis goed wordt geformuleerd en goed wordt onderbouwd. Ook van groot belang is voldoende geld om de rechtszaak tot eengoed einde door te kunnen doorzetten. Een crowdfundingactie, waaraan door heel veel mensen een tientje wordt bijgedragen, maakt dit mogelijk. In de komende maanden wordt hierover meer bekend gemaakt. Wat je nu kunt doen is ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen uit de droom worden geholpen dat het pensioenakkoord gaat leiden tot een verbetering.
(c) Ad Broere, econoom en auteur