een vernieuwende visie op mens, geld en waarde

De AOW leeftijd gaat in 2023 niet -verder- omhoog

De AOW leeftijd gaat in 2023 niet verder omhoog, een signaal dat niet mag worden genegeerd. De media melden dat dit het gevolg is van een nieuwe raming van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een jaar geleden schreef ik: ‘Leven we echt zoveel langer?’ Op grond van de statistieken van het CBS kwam ik daarin tot de conclusie dat de ramingen die leidden tot zorgen bij de overheid omtrent de betaalbaarheid van de AOW niet gestoeld waren op de feiten. Een jaar later wordt dit officieel toegegeven. De media voegen aan de ‘nieuwe’ ramingen van het CBS toe, dat dit kan leiden tot een problematische situatie voor de overheidsfinanciën op lange termijn…  Dit is een demonstratie van raar rekenen, want als de gemiddelde leeftijd waarop mannen en vrouwen overlijden niet toeneemt en de leeftijd van pensionering wel, dan nemen de problemen voor de overheidsfinanciën juist eerder af.

Ernstiger dan de overheidsfinanciën is de vraag: ‘Waarom leven we gemiddeld niet langer’? Wat is er aan de hand dat er relatief steeds meer mensen overlijden voor hun pensioengerechtigde leeftijd, terwijl er aan de andere kant een groep is die na hun pensioengerechtigde leeftijd een toenemende levensverwachting heeft? Deze vraag beantwoord je niet met de economisch-statistische rekenmodellen van het CPB. Om hierop een antwoord te vinden moet je voorbij de economie gaan, want die wetenschap geeft geen inzicht in sociologische en psychologische vraagstukken. De economie heeft een zuiver materialistische kijk op de mens: oneindige behoeftes en schaarse middelen om die behoeftes te bevredigen, waardoor er voortdurend rationele keuzes worden gemaakt over hoe die behoeftes het best kunnen worden bevredigd. De rekenmodellen van het CPB zijn op deze eenzijdige visie gebaseerd en de politiek neemt zijn beslissingen op basis van de uitkomsten van die rekenmodellen. Angst, onzekerheid, gebrek aan zingeving etc. tellen niet mee. In mijn volgende boek ga ik hier dieper op in.

Hieronder volgt het artikel dat ik op 31 oktober 2016 publiceerde op het inmiddels teloorgegane De Vrije Media:

In de media wordt aangekondigd dat de AOW leeftijd wordt verhoogd naar 68 jaar in 2028. Ben je na 1959 geboren, dan werk je door tot je 68e. Tenminste, als er dan nog werk voor je is. Want werk wordt een steeds schaarser goed als gevolg van de digitalisering en robotisering van de productie van zowel goederen als diensten. Hoe dan ook, werk of geen werk. Je moet vanaf 2028 wachten totdat je 68 jaar bent, voordat je AOW ontvangt en – als je er recht op hebt- ook tot die leeftijd om in aanmerking te komen voor aanvullend pensioen.
De verhoging zou het gevolg zijn van een nieuwe, hogere raming van de levensverwachting van Nederlanders, gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dus, AOW en het aanvullende pensioen zouden in de toekomst over een langere periode moeten worden uitbetaald. De AOW wordt door de overheid uitbetaald. Hiervoor wordt er primair geput uit de premies die worden afgedragen door de nog niet pensioengerechtigden. Dit heet een omslagstelsel. De nu gepensioneerden hebben tot hun 65e en vanaf 1958 hun AOW premie betaald voor de toen gepensioneerden.

Zolang het aantal werkenden (veel) groter is als het aantal gepensioneerden is zo’n omslagstelsel goed te doen. Als daarin een omslag komt, dus de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden slaat door naar de gepensioneerden, dan is er een probleem. Een probleem dat groter werd omdat de overheid in de periode dat er voldoende AOW in de reserves zat, andere zaken heeft gefinancierd met dat geld.

Inmiddels worden de rijkere ouderen belast met AOW premie en wordt er ook uit andere bronnen geput om de AOW uit te kunnen betalen. De beleidsmakers weten vanzelfsprekend al heel veel jaren dat deze problemen er gingen komen, maar de politieke gevoeligheid van het onderwerp maakte dat men als een kat om de hete brij bleef draaien.

De crisis is in veel opzichten een uitkomst geweest voor de beleidsmakers. De bereidheid van Nederlanders om ‘de buikriem aan te trekken’ is altijd al groot geweest, dat ligt besloten in de Calvinistische volksaard. Door de crisis was het een stuk eenvoudiger geworden om de Nederlanders ervan te overtuigen dat het ‘zo niet verder kon’. ‘De pensioenleeftijd moet omhoog’ is een boodschap die geslikt wordt, want zo wordt de Nederlanders verzekerd ‘we leven langer’. Maar is dat eigenlijk wel zo?

Uit de eerdergenoemde cijfers van het CBS blijkt dat in elk geval niet. Jongens die in 2015 werden geboren hebben een gemiddelde levensduurverwachting van 81,5 jaar en meisjes die in hetzelfde jaar zijn geboren van 83,1 jaar. In beide gevallen is dit een LAGERE levensduurverwachting dan die voor kinderen geboren in 2014. De levensduurverwachting neemt volgens het CBS dus niet TOE, maar AF.

Ai, ai, dat is lastig. De vlieger gaat dus niet op. Op welke leeftijd gaan mensen dood? Ook die cijfers worden verschaft door het CBS:

Gemiddeld Overlijden

Mannen leven volgens deze tabel gemiddeld ongeveer 13 jaar na pensionering op 65 jarige leeftijd en vrouwen 15 jaar. (Dit gegeven staat los van het feit dat de levensverwachting van hen die de 65 halen toeneemt! Een verhoudingsgewijs steeds kleiner aantal bereikt die 65 jarige leeftijd. Zou het anders zijn dan was de gemiddelde leeftijd bij overlijden hoger). Dit zijn de feiten. Levensverwachting na de pensioengerechtigde leeftijd is gebaseerd op actuariële berekeningen. Deze berekeningen zijn gebaseerd op historische gegevens, die worden gebruikt om projecties voor de toekomst te maken. Het zou beter zijn om te gaan onderzoeken waarom er sprake is van een trendbeuk, maar dan moeten de rekenmeesters rekening gaan houden met niet kwantificeerbare grootheden, zoals: wat zijn de gevolgen van bijvoorbeeld toegenomen stress en angst voor de toekomst

Image1

In een volgend artikel ga ik in op wat deze ‘nieuwe’ kennis betekent voor de pensioenen die de pensioenfondsen uitkeren.

(c) Ad Broere