Op 19 januari 2015 kwam in Haarlem onder grote publieke belangstelling de rechtszaak van Ralf Pijnaker voor tegen de Rabobank. Ralf had in 2007 samen met zijn partner in Haarlem-Noord een appartement gekocht. De hypothecaire lening van de Rabobank bedroeg € 181.000. De salarissen van Ralf en zijn partner waren ternauwernood voldoende om de financiering rond te krijgen. Er was niet genoeg ruimte om een garantie van de NHG te kunnen betalen. De externe hypotheekadviseur die de hypotheekaanvraag voor de Rabobank behandelde stelde Pijnaker echter gerust dat ‘de woning toch minstens zijn waarde zou behouden’. De hypotheeklening was voor € 150.000 aflossingsvrij en voor de aflossing van de top € 31.000 werd gespaard door middel van een levensverzekering waarvoor Pijnaker en zijn partner maandelijks een lage premie betaalden.
In 2009 ging het stel uit elkaar en besloot het appartement te koop te zetten nadat de Rabobank had geweigerd om het contract op naam van alleen Pijnaker te zetten. De vraagprijs van € 174.000 bleek te hoog te zijn, want serieuze belangstelling bleef uit. Het duurde uiteindelijk drie jaar voordat het appartement uiteindelijk werd verkocht voor € 150.000. De Rabobank had erop aangedrongen dat de woning voor die prijs aan te bieden. Het gevolg van de lage verkoopprijs was dat Pijnaker en zijn ex met een restschuld van € 35.000 werden opgescheept. In eerste instantie vond de Rabobank dat Pijnaker € 738 per maand zou kunnen betalen om de restschuld af te lossen. Dit maandbedrag werd verlaagd tot € 300 en daarna doordat zijn inkomen als gevolg van stress lager werd, uiteindelijk € 50. Ook met dit maandbedrag zat Pijnaker in zijn maag, vooral omdat het vooruitzicht van 40 jaar vastzitten aan die schuld verlammend op hem werkte.
Door contact op te nemen met mr. Sven Ake Hulleman van Stop de Restschuld ging Ralf Pijnaker begrijpen dat het geen vanzelfsprekendheid was, dat de restschuld op een hypotheek voor rekening van de klant komt, ook al dekt de bank zich door het leningscontract, het hypotheekcontract en de algemene voorwaarden juridisch volledig in. Het leningscontract komt bijvoorbeeld niet tot stand op basis van gelijkwaardigheid tussen de onderhandelingspartners, waardoor het in vrijwel alle gevallen ‘slikken of stikken’ is voor de klant. Omdat de klant een groot belang heeft, te weten de koop van de woning van zijn of haar keuze en omdat er in vrijwel alle gevallen geen alternatief is voor een hypotheek bij de bank, heeft de bank vrij spel bij het opleggen van de voorwaarden. De algemene voorwaarden waarnaar banken bij een conflict met de klant met succes verwijzen worden zelden gelezen. Dit pleit de klant niet vrij, maar het maakt wel duidelijk dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij banken. Banken nemen het echter niet zo nauw met die verantwoordelijkheid. Hun relatie met de klant bestaat uit contracten en voorwaarden en zo lang hieraan wordt voldaan is de klant een gewaardeerde relatie.
Een duidelijk voorbeeld van deze ongelijkheid kwam in de rechtszitting naar voren. ‘Pijnaker heeft gelezen in de leningsvoorwaarden dat het risico bestond dat hij door veranderingen in de leef- en werksituatie niet meer aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen.’ Dus, omdat klant wist dat dit een risico was, had hij moeten besluiten om de leningsovereenkomst niet te tekenen als hij zelf op het moment van tekenen dat risico te groot achtte: ‘ja ik denk dat ik over drie jaar ga scheiden’, dus ik teken maar niet…’ Nee bank, jullie hebben de verantwoordelijkheid om risico’s in je fiatbeleid goed af te wegen. Voordat de waanzin op de woningmarkt toesloeg werden hypotheken op basis van één inkomen verleend. Toen was het omdat de echtgenote stopte met werken als er kinderen kwamen. Dat is nu niet meer het geval. Het aantal relatie beëindigingen is echter in zo’n mate toegenomen, dat terugkeer naar het één inkomen beleid in overweging zou moeten worden genomen. ‘Maar dan krijgt niemand meer een hypotheek…’ Ja, inderdaad en dat maakt de waanzin duidelijk, dat de inkomens sinds 1985 met 80% zijn toegenomen – nauwelijks meer dan de inflatie- en de huizenprijzen met 350%. Die buitensporige stijging van de huizenprijzen komt niet op de laatste plaats doordat banken lange tijd veel te hoge hypotheken ten opzichte van het inkomen verleenden. Banken hebben een grote verantwoordelijkheid voor de ontsporing van de huizenmarkt. Macro-economisch door bij te dragen aan de gigantische hypothekenschuldenberg van € 675 miljard en micro-economisch door zich te onttrekken aan hun medeverantwoordelijkheid voor de gevolgen van de omvangrijke prijsdaling van de woningen tussen 2009 en 2014, waardoor 1,1 miljoen woningen ‘onder water’ kwamen te staan.
Toen Ralf Pijnaker in 2007 tekende voor zijn aflossingsvrije – en spaarhypotheek, was binnen de financiële wereld al bekend dat de Collaterized Debt Obligations (CDO’s) een tijdbom in het financiële stelsel waren. CDO’s zijn obligatieleningen die worden gedekt door hypotheken op onroerend goed. Ze werden hoog gekwalificeerd door ratingbureau’s zoals Moody’s en Standard & Poors en daardoor zeer courant in de markt. De werkelijkheid van deze CDO’s was echter, dat er een hoop gif in zat, omdat de hypotheken willens en wetens waren verstrekt aan hypotheekgevers waarvan al bij het tekenen van de overeenkomst werd geweten dat ze niet aan de verplichtingen zouden kunnen voldoen. De zaak begon in 2007 al te barsten en toch leende de Rabobank op een risicovolle basis geld uit aan Pijnaker en zijn partner.
Het is daarom bedenkelijk dat de Rabobank in de rechtszitting bij monde van de advocaat elke verantwoordelijkheid van de bank voor het ontstaan van de huizencrisis van zich afschoof. Er werd handig van het macro-economische probleem naar het micro-economische bewogen door de bekende riedel: ‘ wij hebben een contract met de klant, wij hebben de klant gewezen op de risico’s, klant is akkoord gegaan met de regeling, klant is de afspraken niet nagekomen’ voor de zoveelste keer af te draaien. Hoe voordehand liggend is het om een lening bij de bank te betitelen als ‘schuld’, want door te appelleren aan het schuldgevoel waar de meeste Nederlanders rijkelijk mee zijn bedeeld, krijg je de klant wel klein. Er waren twee medewerkers van de Rabobank aanwezig bij de rechtszitting. Beide werkzaam op de afdeling bijzonder beheer. Een van de twee beantwoordde vragen van de rechter, correct en feitelijk. Daar gaat het echter juist om, vanzelfsprekend is het juist wat die mevrouw heeft gezegd, zolang je het bekijkt binnen het kader van het juridische bolwerk dat de banken om zichzelf heen hebben opgebouwd. Het valt daarom niet mee om een bres in dat bolwerk te slaan, want het wordt verdedigd door mannen en vrouwen die zelf geloven in de juistheid van wat ze doen, geruggensteund door de wet. De rechter zal het denk ik ook niet lukken. Want dan zou hij zich allereerst los moeten maken van de letter van de wet en de ‘opinies’ -zoals de advocaat van de Rabobank serieus onderzoek betitelde- zoals een studie van het IMF uit 2008 en een onderzoek naar de woningmarkt, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse overheid in 2010, tot zich moeten nemen. Dan begeeft hij zich echter op glad ijs en daar hebben rechters in het algemeen een hekel aan.
© Ad Broere