Ik – Ad Broere- ben voorstander van een persoonlijk pensioen spaarplan voor iedere pensioengerechtigde, waarbij hij of zij invloed heeft op de belegging van de premies. Het huidige stelsel is zo weinig transparant dat het aanleiding geeft tot foute conclusies en daardoor tot verkeerde beslissingen. Weinigen lijken bijvoorbeeld te begrijpen wat het verschil is tussen een pensioen dat op kapitaal is gebaseerd en een pensioen dat op een omslagstelsel is gebaseerd. Daardoor ontstaat er al snel een verkeerde beeldvorming. Aanvullende pensioenen zijn op kapitaal gebaseerd en de AOW op een omslagstelsel. Dit betekent dat een pensioengerechtigde zelf voor zijn of haar aanvullende pensioen spaart en dat de nu werkenden en de rijkere ouderen de AOW van de gepensioneerden bij elkaar brengen, zoals de nu gepensioneerden dat ook op hun beurt hebben gedaan vanaf 1957.
Ik doe een nieuwe poging om door middel van een vereenvoudigd voorbeeld duidelijk te maken waarom het gaat. Je moet over dertig jaar een kapitaal hebben dat voldoende is om de daarop volgende twintig jaar 1.000 euro per maand uit te keren. Het kapitaal dat je nodig hebt is dan 20 x 12.000= 240.000 euro. Veronderstel nu dat je vandaag een geldbedrag in de pot stort dat voldoende is om over 30 jaar die 240.000 beschikbaar te hebben.
Als je geen rendement hebt op dat gestorte bedrag dan moet je 240.000 euro storten. Je bergt het geld dan op in een digitale kluis, om het er over 30 jaar weer uit te halen.
Als je wel rendement boekt op het vandaag gestorte bedrag, dan hangt het af van de hoogte van dat rendement hoeveel je nu moet storten. Is het rendement gemiddeld 2% per jaar over die 30 jaar, dan is het bedrag dat je vandaag moet storten 132.497 euro. Als het rendement 4% is, dan moet je nu 73.997 opzij zetten. En bij 8% is het zelfs slechts 23.850 euro.
Dus als je meent dat er over de komende 30 jaar een rendement van gemiddeld 2% kan worden behaald dan is het bedrag dat je moet storten betrekkelijk hoog. Stort je dat bedrag niet, maar bijvoorbeeld 73.997 euro, dan heb je over 30 jaar niet meer dan 134.035 beschikbaar en dan kom je dus tekort ten opzichte van het kapitaal dat je over 30 jaar tot je beschikking wil hebben.
Dit voorbeeld illustreert hoe het met de aanvullende pensioenen werkt – dus niet de AOW-. Als de rekenmeesters met hun modellen een gemiddeld rendement voorspellen voor de komende 30 jaar van 2%, dan kun je twee dingen doen. Je verhoogt de premies of je verlaagt de toezegging. Het eerste – verhoging van de premies- is weinig populair, want je moet meer van jouw inkomen opzij leggen en jouw werkgever moet meer bijdragen. Vooral dat laatste is van belang, want de werkgevers willen in dit verziekte internationale economische klimaat hun loonkosten laag houden. Dus geen -aanzienlijk- hogere premies.
Dan maar het tweede, verlaging van de toezegging. Ook dat is niet erg populair, want de vergrijzing gaat door en over een aantal jaren zou er dan een -te- groot contingent ouderen zijn, die met een laag pensioen moet zien rond te komen.
Ziehier het dilemma, gebaseerd op de fictie dat het rendement op de beleggingen in de komende tientallen jaren niet meer dan gemiddeld 2% zal bedragen. Terwijl in de afgelopen 35 jaar door de fondsen gemiddeld een rendement van 7 tot 8% werd behaald. Dit is de reden waarom ik in mijn artikel: ‘Onze pensioenen, diefstal of onbenul’ schreef: ‘Hoe reken je jezelf arm en hoe creëer je een klimaat van wantrouwen en controverse tussen jongeren en ouderen? Door niet van de werkelijkheid uit te gaan, maar van een boekhouders virtuele realiteit.’
De – niet virtuele- werkelijkheid is andersom. Door de rendementen die vooral de grote fondsen hebben behaald in de afgelopen decennia, zijn de reserves meer dan op orde en zou er eerder sprake van zijn dat de ouderen de jongeren subsidiëren, omdat de met hun premies opgebouwde kapitalen voor een belangrijk deel vrijvallen en worden gebruikt om de toezeggingen aan de jongeren gestand te kunnen blijven doen als het gemiddeld rendement daadwerkelijk naar 2% zou zakken, zonder dat de werkgevers dieper in de buidel zouden moeten tasten.
Ik ben voorstander van een persoonlijk pensioen spaarplan voor iedere pensioengerechtigde, waarbij hij of zij invloed heeft op de belegging van de premies. Ook lijkt het mij logisch om van het werkelijk beschikbare kapitaal uit te gaan en niet van wat er theoretisch in de pot zit. Dat maakt het een stuk eenvoudiger en ook transparanter. Er worden geen toezeggingen meer gedaan, de pensioengerechtigde weet op basis van de jaaropgave van het pensioenfonds in welke richting het gaat en kan op afgesproken tijdstippen tijdens de opbouwperiode zelf beslissen of wijzigingen moeten worden aangebracht in bijvoorbeeld de hoogte van de premies en de beleggingskeuzes. Als je de pensioengerechtigde leeftijd bent gepasseerd, dan moet het voor jou beschikbare kapitaal uit de opbouwreserve worden gehaald en moet het aan jou worden overgelaten wat jij wilt dat er mee wordt gedaan, beleggen of niet.
(c) Ad Broere