Een inhoudelijk gesprek over pensioenen lijkt maar moeilijk te voeren. Als je een andere mening hebt over dat ‘pensioenen in het rood staan’, dan behoor je tot de categorie zeurende ouderen, aangevoerd door Henk Krol. Hij spreekt immers over ‘de onmetelijke rijkdom van de pensioenfondsen’ en begrijpt niet, wat verstandige mensen wel begrijpen, dat die rijkdom er niet is. De veertigers van nu willen ook met pensioen en als de ouderen gaan potverteren, is er straks niet voldoende voor hen over. Zit daar wat in?
Bij de deelnemers aan de pensioenfondsen worden vier categorieën onderscheiden:
de actieven, deelnemers die werken voor een werkgever, aangesloten bij het fonds
de slapers, deelnemers die hebben gewerkt voor een werkgever, aangesloten bij het fonds en nog niet op de pensioengerechtigde leeftijd
de ouderdomspensioengerechtigden, deelnemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt
de partner- en nabestaandenpensioengerechtigden, die rechten hebben op basis van het pensioen van de (overleden) partner of ouder.
Voor het juiste begrip, pensioenen via de fondsen zijn aanvullende pensioenen die worden opgebouwd op basis van de kapitaaldekkingsmethode. Dit in tegenstelling tot de AOW, die wordt betaald op basis van het omslagstelsel.
Henk Krol c.s. wuiven het graag weg onder verwijzing naar de onmetelijke rijkdom van de pensioenfondsen. Maar de verplichtingen van de pensioenfondsen stijgen veel sneller dan hun rendement. In 2015 slaagden de vijftig grootste pensioenfondsen er opnieuw niet in voldoende te verdienen om in de toekomst, als ook de veertigers van nu met pensioen willen, aan hun verplichtingen te voldoen.
De Volkskrant 13 december 2016
Op het vermogen dat wordt beheerd door de pensioenfondsen hebben alle vier de categorieën een claim. Dus OOK de actieven en de slapers. Er wordt echter geen splitsing aangebracht in het vermogen. Geen van de pensioenfondsen doet dat, dus er is geen etiket opgeplakt: bestemd voor de veertigers in 2015, of: bestemd voor de 65,4 plussers in 2015. Daardoor kan de discussie ook niet vanuit de praktijk worden gevoerd, maar via een theoretisch rekenmodel. Dit rekenmodel wordt gevoed met variabelen zoals een rekenrente, gekoppeld aan risicovrije investeringen in staatsobligaties en actuariële levensverwachting voor mannen en vrouwen in meerdere leeftijdscategorieën. Dit model geeft uitkomsten, die voor de pensioenfondsen alarmerend zijn. We leven langer, we betalen te weinig premie en het rendement op basis van de rekenrente is onvoldoende om het gat tussen wat er moet zijn op de lange termijn en wat er –waarschijnlijk- is te kunnen dichten.
Toch is het minst gesproken mogelijk om de uitkomsten van het rekenmodel ter discussie te brengen. Hoe? Door de cijfers en de statistische gegevens van de deelnemerspopulatie van het grootste pensioenfonds, het ABP, te analyseren. Het ABP publiceert jaarlijks naast de jaarrekening gedetailleerde statistische informatie over de deelnemers. Hieruit komt naar voren dat eind 2015 de actieven een pensioenrecht hebben opgebouwd van in totaal € 19,6 miljard en de slapers van € 3,5 miljard. Er zijn eind 2015 afgerond in duizendtallen 1 miljoen 92 duizend actieven en 941 duizend slapers. Aan het pensioenrecht van de actieven wordt nog gebouwd door middel van jaarlijkse premiestorting totdat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Stel, dat het ABP op 31 december 2015 zou zijn gestopt met het opbouwen van pensioenen. Hoeveel pensioenrecht zouden de actieven dan hebben? Een berekening op basis van gemiddelde diensttijd van actieven en slapers en op basis van aantallen actieven en slapers, geeft als uitkomst dat als de actieven allen tot slapers zouden worden omgedoopt, er een totaal pensioenrecht is van € 8,1 miljard. PER JAAR, wel te verstaan. Als het ABP er op 31 december 2015 mee zou zijn gestopt, dan zou er voor deelnemers jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd te gelegener tijd een bedrag van in totaal € 11,6 miljard per jaar nodig zijn. Ik ga uit van een gemiddelde levensduur na pensionering van 20 jaar. Dus de claim die deze categorie heeft op de reserves van het ABP zou dan € 232 miljard zijn.
De omvang van de beleggingen van het ABP was volgens de enkelvoudige balans per 31 december 2015:
Vastgoedbeleggingen € 45 miljard
Aandelen € 130 miljard
Vastrentende waarden (obligaties) € 145 miljard
Derivaten € 28 miljard
Overige beleggingen € 47 miljard
Totaal € 395 miljard
De waarde van alle beleggingen was eind 2015 dus totaal € 395 miljard en die beleggingen bestaan niet uitsluitend uit risicoarme staatsobligaties. Als dat waar was, dan zou de rekenrente die De Nederlandse Bank bepaalt voor de pensioenfondsen terecht zijn.
We draaien het om en laten eerst de categorie ‘veertigers’ aan bod komen. Er blijft dan € 163 miljard over voor ‘de oudjes’. Is dat genoeg? In 2015 werd er aan ouderdoms- en nabestaanden/partnerpensioen € 10,1 miljard uitgekeerd. Als ‘de oudjes’ gemiddeld twintig jaar na hun pensioengerechtigde leeftijd leven, dan is er voor deze categorie € 202 miljard nodig. Per saldo is er dan € 39 miljard tekort om aan de verplichtingen te voldoen. Dus, toch een dekkingstekort?
Nee, want dit tekort zou er alleen zijn als het hele vermogen van het ABP in een digitale kluis wordt gestopt. En dat is niet het geval. Stel dat er op een voorzichtige manier wordt belegd en dat het rendement over het vermogen 2% zou bedragen. Zelfs de € 202 miljard voor ‘de oudjes’ levert nog geld op, zo’n € 50 miljard en het vermogen van ‘de veertigers’ levert veel meer op, minstens € 160 miljard. Per saldo is er dus een overschot van € 170 miljard.
Het zou fijn zijn als de fondsbestuurders en de directie van DNB zich in deze benadering zouden willen verdiepen. Ook als ik volgens hen een hoop onzin heb uitgekraamd, het maakt mij niet uit, ik ben vrijspreker. Als u reageert, dan graag onderbouwd en niet met statements van ‘het is zo dat…’ . Het gaat er uiteindelijk om dat het mag zijn wat het is en niet wat we vinden dat het moet zijn.
© Ad Broere
toevoeging: Op basis van de levensverwachting, berekend door actuarissen leven we langer en is twintig jaar na je 65ste een te lage schatting. Op basis van de ontwikkeling over de afgelopen zes decennia van de gemiddelde leeftijd waarop mensen sterven en de stijging van overlijdens in de leeftijdcategorie tussen 45 en 65, die vooral wordt veroorzaakt door de toename van kanker, wijst in een andere richting dan een langere levensduur. (bron CBS) Bovendien schuift het jaar waarin mensen met pensioen gaan gestaag op, waardoor de VERWACHTE -veel- langere levensduur na pensionering al op voorhand wordt gerepareerd.