een vernieuwende visie op mens, geld en waarde

Nemen FNV fondsbestuurders hun verantwoordelijkheid?

De gang van zaken met betrekking tot aanvullende pensioenen heeft bij velen de gemoederen stevig verhit. Het ongenoegen over het beleid van de Staat en De Nederlandsche Bank (DNB) is groot. Hoe is het mogelijk dat er al meer dan een decennium geen verhogingen zijn bij de meeste fondsen en er zelfs kortingen dreigen. Terwijl er sprake is van een omvangrijke belegde pensioenreserve van rond € 1,7 biljoen ( € 1.700.000.000.000)

Er zijn juridische procedures ingezet, zoals die van Stichting Pensioenbehoud / KBO Brabant en meerdere specialisten hekelen het beleid van de pensioenfondsen, waarbij ze vooral wijzen op de onredelijk lage rekenrente. In de Tweede Kamer zijn de pensioenen veelvuldig onderwerp van vragen en debat. Desondanks is er geen – zichtbare – wijziging in de gekozen koers merkbaar. De rekenrente wordt als een onontkoombaar gegeven aan de pensioenfondsen opgelegd. De fondsbesturen zeggen dat ze de sturing van DNB moeten volgen en dat ze de kritiek van de pensioengerechtigden wel begrijpen, maar niet anders kunnen dan de wet toe te passen.

Rob Vellekoop en Ad Broere beginnen daarom met een actie, in eerste instantie gericht op de FNV bestuurders bij Zorg&Welzijn en het ABP. Zij willen deze bestuurders ertoe bewegen om veel meer te doen voor de pensioengerechtigden dan ze tot dusver hebben gedaan. De initiatiefnemers nodigen daarbij de pensioengerechtigden uit om hun steun te verlenen aan deze actie. Een steun die iedereen bekend kan maken als er sprake gaat zijn van een publiek debat. Want met de massale steun van de pensioengerechtigden is er meer kans op succes. Het gaat om niets minder dan het behoud van een pensioenstelsel, waarvan de rechten liggen bij de pensioengerechtigden en niet bij de Staat en DNB. Immers, pensioengerechtigden zijn crediteuren van het fonds waarvan zij deelnemer zijn en niet onmondige klanten zoals bij een commercieel verzekeringsbedrijf.

Afhankelijk van de bereidwilligheid van de FNV bestuurders om in te gaan op de uitnodiging van de initiatiefnemers zal naar mag worden verwacht het ultieme middel van ingebrekestelling niet ingezet hoeven te worden.

Onderstaande brief zal op 29 januari naar de ABP bestuurder Jose Meijer en de Zorg&Welzijn bestuurder Albert Vink worden gemaild. Zij hopen op een antwoord binnen veertien dagen.

Brief aan de FNV fondsbestuurders

29 januari 2020

Geachte heer…. Geachte mevrouw…..

Wij, de ondergetekenden van deze brief leggen u onze bezwaren voor, die we hebben met betrekking tot het huidige beleid van het fonds waarvan u bestuurder bent. Tevens is deze brief een uitnodiging om in overleg met elkaar naar een oplossing te zoeken, die voor zowel het FNV als de pensioengerechtigden een positieve uitkomst kan opleveren.

In eerder antwoord op de bezwaren wordt verwezen naar artikel 126 van de Pensioenwet en artikel 2 van het Besluit financieel toetsingskader (Besluit FTK). De Pensioenwet dateert uit 2006, evenals het Besluit FTK. Het besluit FTK werd in 2015 op onderdelen aangepast en wordt nu aangeduid als nFTK. Eind 2016 werd de EU IORPII richtlijn gepubliceerd. Zoals u weet dienen Europese richtlijnen in de nationale wetgeving te worden opgenomen. Voor zover er aanpassingen zijn gedaan, waren deze echter onjuist c.q. onvolledig. Wij lichten dit als volgt toe:

IORPII richtlijn artikel 13 lid 2:

De lidstaat van herkomst zorgt ervoor dat IBPV’s die bedrijfspensioenregelingen uitvoeren en dekking bieden tegen biometrische risico’s of een garantie bieden met betrekking tot hetzij het beleggingsrendement, hetzij een bepaalde hoogte van de uitkeringen, toereikende technische voorzieningen vaststellen met betrekking tot het geheel van dergelijke regelingen.”

Pensioenfondsen bieden echter geen dekking tegen biometrische risico’s. Er zijn drie soorten biometrische risico’s: lang leven dat ten laste gaat van de verplichtingen/ voorzieningen en dus ten laste van de deelnemers en invaliditeit/ arbeidsongeschiktheid alsmede nabestaandenpensioen, die beiden worden herverzekerd en dus ook niet ten laste van pensioenfondsen gaan.

Er worden geen garanties geboden met betrekking tot het beleggingsrendement. Ook wordt de hoogte van de pensioenuitkering niet gegarandeerd. Dit is gebleken uit eerdere kortingen op de pensioenuitkeringen van een aantal IBPV’s en de aangekondigde kortingen, die na 2020 volgens verwachting zullen worden uitgevoerd.

De ontwikkeling van uw pensioen hangt onder meer af van economische omstandigheden. Uw pensioen kan hierdoor omhoog of omlaag gaan. Wij spreiden financiële meevallers en tegenvallers over <x> jaar om grote schokken in de hoogte van uw pensioen te voorkomen. Bij langdurige tegenvallers en bij een spreidingsperiode van meer dan vijf jaar kan uw pensioen na verloop van tijd flink lager uitvallen.” (nieuw pensioenbesluit)

Uit het voorgaande blijkt dat het aanleggen van technische voorzieningen anders dan voor het voorkomen van grote schokken in de hoogte van het pensioen onnodig is. Het hanteren van een rekenrente om daarmee de toekomstige verplichtingen contant te maken is als gevolg hiervan overbodig. Het is aan de deelnemers zelf om te beslissen hoe zij om willen gaan met financiële meevallers en tegenvallers, omdat het om hun claim op het pensioenfonds gaat. Bovendien zit er geen consistentie in de boven aangehaalde tekst omdat bij langdurige meevallers het pensioen flink hoger kan uitvallen. Dit wordt echter niet vermeld, hoewel de netto rendementen al decennia hoger liggen dan de rente waarmee gerekend wordt.

De ECB schrijft in een brief dat: ‘de regulering van en het toezicht op pensioenfondsen niet valt onder de competentie van de Europese Centrale Bank” (Draghi, toespraak Nederlandse Parlement 11 mei 2017). Dit is een logische uitspraak, want pensioenfondsen geven geen garanties aan hun deelnemers en evenmin streven ze naar winst. Ook hebben pensioenfondsen geen aandeelhouders. De pensioenfondsen zijn verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de regelingen en moeten handelen binnen het kader van de nationale wetgeving. In IORPII staat niet dat ze de verantwoordelijkheid voor deze uitvoering moeten overdragen aan de Staat. De Staat moet er wel op toezien dat de uitvoering op de juiste manier geschiedt, in het belang van de deelnemers. Het geldt voor alle deelnemers, dus niet uitsluitend de toekomstige gepensioneerden, ook de reeds gepensioneerden.  De bemoeienis van de Staat strekt ook niet zo ver dat over toekomstige verplichtingen kan worden gesproken. Immers, voor toekomstige verplichtingen is nog geen premie afgedragen. Het gaat uitsluitend om de huidige verplichtingen van een pensioenfonds.

U kunt zich als bestuurder niet onttrekken aan uw verantwoordelijkheid. Uw gebrek aan daadkracht om het belang van de deelnemers aan het fonds te beschermen is beschamend en in feite zou u moeten opstappen vanwege vergaande incompetentie. Zoals we in de aanhef van deze brief hebben geschreven, nodigen wij u uit om in overleg te gaan, hoe u zich kunt rehabiliteren naar de pensioengerechtigden die u vertegenwoordigt in het bestuur.

Gelet op het enorme belang van de betrokkenen, rekenen wij op uw reactie binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief.

Hoogachtend,

Rob Vellekoop

Ad Broere