Economie is emotie. Als je iets zinnigs wilt zeggen over de economische ontwikkeling dan helpt het – zeker momenteel – weinig om voorspellingen te doen op basis van rekenwerk. Het emotionele aspect wordt weerspiegeld in bijvoorbeeld het consumentenvertrouwen. Er wordt aan Nederlanders gevraagd hoe ze de ontwikkeling van hun financiële situatie beoordelen in het komende jaar en hoe het afgelopen jaar door hen wordt beoordeeld. Verder wordt gevraagd of de omstandigheden gunstig worden geacht voor het doen van grote aankopen. Deze vragen worden samengevat onder de noemer ‘koopbereidheid’. Ook wordt gevraagd naar het ‘economische klimaat’. Twee vragen worden gesteld: de eerste hoe er wordt verwacht dat de economie zich zal gaan ontwikkelen in het komende jaar en de tweede hoe men vindt dat de economie zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld.
De Nederlandse economie
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft van de ondervraagden een duidelijk antwoord gekregen. De verwachting met betrekking tot zowel de koopbereidheid als het economisch klimaat zijn behoorlijk ongunstig. Dit is vanzelfsprekend niet verbazingwekkend. De economie werd stilgezet op de ‘vitale’ onderdelen na, toen weer even losgelaten, met restricties en vervolgens in een aantal sectoren weer stilgelegd. Heel veel mkb ondernemers, zzp’ers en ook werknemers ondervinden hier in hun dagelijkse leven de gevolgen van. Als je dan vraagt naar een verwachting voor de toekomst, dan zal die er niet een zijn van ‘hoera!’.
De Nederlandse economie moet het vooral hebben van handel en commerciële dienstverlening. Onder commerciële dienstverlening wordt verstaan alle bedrijven met een winstoogmerk, zoals transport, opslag, makelaars, uitzendbureaus, reisbureaus, beveiliging, horeca, advocaten, accountants, banken, ICT et cetera. Deze bedrijven voegen zo ongeveer de helft toe aan de in geld uitgedrukte waarde van alles wat er in Nederland wordt geproduceerd aan goederen en diensten. Deze waarde heet het Bruto Binnenlands Product. De commerciële dienstverlening gedijt als het geld ‘door de economie rolt’, dus als er sprake is van bestedingen. Blijven die bestedingen achterwege of liggen ze op een laag peil, dan gaat het niet goed met de bedrijvigheid en dus ook niet met de ondernemers en werknemers die in de commerciële dienstverlening werkzaam zijn. Bedrijven gaan failliet en werknemers worden ontslagen. De goederen producerende sektoren: landbouw, visserij, industrie en bouwnijverheid raken hun producten niet kwijt als er te weinig geld omgaat in de handel en de commerciële dienstverlening. De overheid heeft dan te weinig inkomen uit belasting en premies om het onderwijs, de politie, de zorg en overheidswerknemers te kunnen betalen. Ook daar moet dan worden bezuinigd en er vallen ontslagen.
Rol van de Overheid
De overheid steunt tot juli 2021 bedrijven en het behoud van de werkgelegenheid. Voor de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid, de Tijdelijke Overbruggingsmaatregel Zelfstandige Ondernemers heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en nog 74 andere -kleinere- regelingen werd tot dusver ruim € 45 miljard uitgetrokken. Goed dat dit wordt gedaan, maar het is een overbrugging die zou gaan gelden tot er een betere situatie zou ontstaan. Het stilleggen van de economie heeft echter grote gevolgen en het is niet zo dat het versoepelen van de Covid-19 maatregelen onmiddellijk weer tot herstel gaat leiden. De koopbereidheid komt niet terug met de simpele mededeling: “Jullie mogen weer”. De angst voor wat nog komen gaat, overheerst en maakt dat mensen terughoudend worden. Het psychologische effect op de economie van de Covid-19 maatregelen kan niet worden overschat. Voordat het geld weer gaat rollen, zal er eerst een algemene ontspanning moeten ontstaan. Er is eerst een flinke angstreductie nodig, die ertoe leidt dat bestaansangst wordt ingeruild voor levenslust. Daar ziet het op dit moment echter nog niet naar uit, want via de media worden wij nog steeds gewaarschuwd voor het verdere onheil dat ons te wachten staat. En dan nóg, moet de overheid aanzienlijk meer doen dan die € 45 miljard om de economie drijvende te houden. Ik zie dit echter niet gebeuren, want de overheid blijft gefixeerd op de Staatsschuld en het begrotingstekort. De afspraken binnen de EU blijven leidend. Ook moet Nederland straks stevig bijdragen aan de hulp aan zuidelijke EU-landen, die waarschijnlijk met ons belastinggeld via het Europees Stabilliteitsmechanisme (ESM) gaat worden verleend. Ook de voorschotten van de Zorgverzekeraars en de uitstelregelingen van de Belastingdienst zijn tijdelijk en moeten op een gegeven moment worden terugbetaald. De overheid neemt dit niet voor zijn rekening, dus komt het allemaal op het bord van de belasting- en premiebetaler terecht.
Degenen die zoveel vermogen hebben dat ze geld voor zich kunnen laten werken, zullen in materiële zin schijnbaar het minst worden geraakt. Je ziet het aan de beurzen, waar in maart een enorme daling van 30 tot 40 procent was te zien, maar die inmiddels alweer op het peil van begin 2020 is gekomen. Er is onvoorstelbaar veel vermogen geconcentreerd bij een relatief kleine groep mensen. Zij kunnen door hun positie de beurzen, goud en andere edelmetalen en ook de Bitcoin maken en breken, al naar gelang hun doelstellingen. Hun bezit is zo groot dat het niet meer gaat om het geld, dat ze in geen duizend levens kunnen opmaken, maar om de macht die ze ontlenen aan dat geld. Overal waar je bij de persoonsgegevens op Wikipedia de kwalificatie ‘filantroop’ ziet, weet je dat de persoon deel uitmaakt van deze exclusieve ‘club’. Is dat erg? Het is maar hoe je het bekijkt. Als de invloed die zij met hun geld uitoefenen jou niet hindert, of als je misschien zelf wel eens een flinke subsidie hebt ontvangen, dan denk je misschien ‘laat ze toch’. Het is echter hoogst abnormaal dat mensen op grond van hun geldbezit een sturende invloed hebben. Het veroorzaakt ongelijkheid, willekeur en afhankelijkheid van de gedachtespinsels van die enkelingen. Ook zorgen zij er bij uitstek voor dat het geld (‘hun’ geld) alleen daar terecht komt, waar zij belang aan hechten. Daardoor rolt er te weinig geld door de reële economie (waar jij en ik ons geld in verdienen) en wat erin komt, gaat er veelal naar willekeur weer uit. Het is dus wel van grote betekenis dat dat er weinig mensen zijn die de kraan open kunnen zetten of dichtdraaien naar het hen belieft. De samenleving die daaruit ontstaat is er een van onvrijheid en slavernij.
Burgerlijke ongehoorzaamheid
Gandhi spoorde het Indiase volk aan tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Hij zei dat een slecht regime onze loyaliteit niet verdient. Ook Howard Zinn was van mening dat loyaliteit naar onze leiders nooit zover mocht gaan dat wij alles in gelatenheid accepteren wat van ons door de overheid wordt geeist. In deze periode zien we met verbijstering hoever men kan gaan met het afnemen van ons zelfbeschikkingsrecht, van onze vrijheid, onze privacy, onze grondwettelijke rechten en die op basis van de code van Neurenberg waarvoor ook de Nederlandse regering heeft getekend. De vrijwillige toestemming van een proefpersoon is absoluut noodzakelijk, artikel 1 uit de code van Neurenberg. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat wij vaccinaties mogen weigeren zonder verdere repercussies als er niet is aangetoond dat deze veilig zijn en geen nevenschade veroorzaken op de korte en langere termijn.
Wij kunnen een overheid die ons op meerdere manieren bovenstaande rechten ontneemt de rug toe keren en zelf onze samenleving opnieuw vormgeven, zonder sturing van bovenaf.
Een regionale economie met eigen munt
Deze crisis maakt in elk geval duidelijk dat wij onze houding tegenover geld compleet moeten veranderen. Tenminste, als we een betere, menselijkere samenleving willen. In de Docsfair documentaire Covid-19, the System doe ik een duidelijke uitspraak: ‘Een positieve verandering is niet mogelijk zolang we blijven vasthouden aan het huidige financiële stelsel’. Zolang we dit stelsel hebben, zal elk initiatief om het anders te doen verzanden in hebzucht, eigenbelang en het streven naar macht. Om een werkelijke verandering mogelijk te maken, moeten we ons zoveel als mogelijk losmaken van dit financiële stelsel en van het geld dat hierdoor wordt voortgebracht. In Geld in de Bijrol heb ik onderzocht of dit mogelijk is.
Mijn conclusie uit dit onderzoek is, dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan moet worden voldaan om echte verandering mogelijk te maken:
- Versterken van de regionale economie
- Samenwerken in een netwerk, bijvoorbeeld in een vereniging
- Gedeelde belangen als uitgangspunt nemen
- Geen hiërarchie, wel respect voor elkaars kwaliteiten en inzet
- Loon naar werk, niet gebaseerd op winst
- Schaalvoordeel voor producent en consument te laten werken door gecombineerde inkoop
- Een eigen munt, rente- en speculatievrij
- Flexibiliteit bij het omzetten van de eigen munt in euro’s en omgekeerd
- Transparantie
Een voorbeeld
De uitwerking van deze uitgangspunten zou er als volgt kunnen uit zien:
Een initiatiefnemer weet drieduizend mensen te interesseren om deel te nemen aan een vereniging, die tot doel heeft de gemeenschappelijke behartiging van de primaire levensbehoeftes. Het belangrijkste argument voor deelname is de verminderende koopkracht van de euro, die het gevolg is van hogere prijzen en (nauwelijks) hogere lonen. Een situatie die in de nabije toekomst waarschijnlijk snel gaat verslechteren en die ertoe kan gaan leiden dat steeds meer mensen heel goed moeten nadenken waaraan ze hun geld besteden, omdat er weinig beschikbaar is.
Alle leden van de vereniging gaan ermee akkoord dat zij maandelijks het geld dat zij beschikbaar hebben voor de aankoop van de primaire levensbehoeftes in de verenigingskas zullen stoppen. De een heeft meer beschikbaar, de ander minder. Ieder krijgt voor zijn inbreng een eigen maandbudget waarmee alle producten kunnen worden gekocht op het gebied van voeding en non-food.
Het voordeel van deze aanpak is dat de inkoper, die namens de vereniging inkoopt, een groot budget tot zijn beschikking heeft om vanwege de grote schaal aantrekkelijke prijzen te bedingen voor bij de inkoop.
De inkoper is in loondienst bij de vereniging. Hij wordt betaald uit het geld dat maandelijks door de leden bijeen wordt gebracht, evenals de distributie en de organisatie- en administratiekosten. De belangrijkste taak van de inkoper is, om ervoor te zorgen dat alle producten waar vraag naar is zoveel mogelijk in de regio worden ingekocht om de regionale economie te versterken. Het is echter geen dogma. Producten die niet in de regio verkrijgbaar zijn, worden elders ingekocht. Wellicht, als het concept aanslaat, via andere netwerken.
De vereniging heeft een website waarop het productenaanbod staat. Het bedrag van de bestelling wordt op het persoonlijke budget van de besteller in mindering gebracht. Het bestelde kan worden opgehaald bij afhaalpunten die zo dicht mogelijk in de buurt zijn van het woonadres, of tegen een vergoeding van de kosten thuis worden bezorgd.
Wat is dan de rol van de eigen munt? De euro’s die in de kas van de vereniging worden gestort, kunnen 1 op 1 worden omgezet in een eigen munt. De inkoper betaalt de producent zoveel mogelijk met de eigen munt. Vanzelfsprekend kan de producent geen betaling van 100 procent van zijn rekening in de eigen munt accepteren, omdat er veel kosten zijn die niet anders dan in euro’s kunnen worden betaald. De producent zou bijvoorbeeld 20 procent kunnen accepteren in de eigen munt. Met dit geld kan de producent inkopen doen die ook weer met een deel in de eigen munt kunnen worden betaald. Of er zit iemand in het verenigingsnetwerk die goederen of diensten levert, waaraan die producent behoefte heeft. Zo kan de rente- en speculatievrije munt de euro geleidelijk gaan vervangen, waardoor het netwerk steeds onafhankelijker wordt van de euro. Zonder dat dit tot spanningen leidt, want als een producent teveel ‘eigen munt’ zou hebben dan kan ook dit te allen tijde met minimale administratiekosten 1 op 1 worden terug gewisseld in euro’s. Een bijkomend voordeel is dat het mogelijk wordt om de consument-leden geleidelijk ook producent te laten worden in het netwerk. Nog een belangrijk voordeel is, dat het geld in de regio blijft, als ook de producenten willen meewerken aan de ontwikkeling van de kleinschalige- regionale economie.
Er zijn steeds meer initiatieven van producenten, die hun producten online verkopen en behalve hun eigen producten ook andere producten aanbieden om aan de primaire levensbehoeftes te voldoen. Ook zij werken met leden, die een deel van de gemaakte winst uitgekeerd krijgen. Hierdoor wordt loyaliteit beloond. Vanzelfsprekend is dit ook een goede ontwikkeling, tenminste als het voordeel dat aan de leden wordt doorgegeven ook echt hun kosten zodanig verlaagt dat ze kunnen blijven kopen wat ze nodig hebben, ook als de omstandigheden ongunstiger worden. Het uitgangspunt moet echter het gemeenschappelijk belang zijn.
© Ad Broere
Dit artikel werd geplaatst in De Andere Krant