In het persbericht hieronder wordt een bodemprocedure tegen de
Nederlandse Staat aangekondigd. De procedure zal waarschijnlijk in
september worden gestart. Alleen de Telegraaf heeft het persbericht
verkort opgenomen met de kop dat ‘ouderen starten zaak tegen de staat om
behoud van het pensioen’. Helaas wat kort door de bocht. Het werkelijke
motief achter deze bodemprocedure is om een van de laatste sociale
verworvenheden die nog overeind staat – het pensioenstelsel- te behouden
voor jong en oud. Voor degenen die zich wat meer in deze materie hebben
verdiept, is het verbijsterend hoe de Staat en De Nederlandsche Bank
bezig zijn om het gigantische bedrag van 1,5 biljoen euro weg te halen
van de pensioengerechtigden op basis van een hardnekkige drogredenering,
die mede door een groot deel van de media in stand wordt gehouden.
Deel dit bericht zoveel mogelijk, om het goed te verspreiden!
Stichting Pensioenbehoud en KBO-Brabant gaan juridische strijd aan met Nederlandse Staat over pensioenwetgeving
Stichting Pensioenbehoud, seniorenvereniging KBO-Brabant en een derde partij zijn voornemens een bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat te beginnen. De dagvaarding zal naar verwachting in september worden ingediend. De drie organisaties zijn van oordeel dat de Nederlandse pensioenwetgeving in strijd is met een Europese richtlijn, met als gevolg dreigende pensioenkorting voor acht miljoen mensen en geen zicht op indexering.
Pensioenfondsen moeten zich arm rekenen
Pensioenfondsen boeken mooie rendementen, maar dreigen desondanks de
pensioenen van acht miljoen mensen te moeten verlagen. Die directe
korting komt bovenop de
sluipende geldontwaarding van pensioenen die
al sinds 2008 gaande is doordat pensioenen niet geïndexeerd mogen
worden terwijl de kosten voor levensonderhoud wel stijgen. Eerst was er
de langdurige financieel-economische crisis die indexeren in de weg
stond. Vervolgens ging de Europese Centrale Bank (ECB) vanaf 2014 op
grote schaal geld uit het niets creëren, waardoor de rente extreem
daalde. Het is deze rente waarmee onze pensioenfondsen zich arm moeten
rekenen, want niet hun werkelijk behaalde rendement telt, maar het van
de rente afgeleide normrendement, zo is vastgelegd in onze
pensioenwetgeving. Pensioenfondsen moeten doen alsof ze niet de
gemiddeld meer dan 5% rendement over de lange termijn behalen zoals ze
in werkelijkheid doen (het ABP behaalde over het eerste half jaar 2019
een rendement van 10,1%). De pensioenfondsen worden echter gedwongen om
met een rendement van 0,8% te werken, alsof ze in niets anders dan in
Nederlandse en Duitse staatsobligaties zouden beleggen. Dit schetst een
buitengewoon pessimistisch en onrealistisch beeld van onze
pensioenfondsen.
Rekenregels zijn van Haagse makelij
Onze regering wijst de ECB als schuldige aan, maar gaat gemakshalve voorbij aan haar eigen majeure rol in de pensioenmalaise. Hoewel de Nederlandse pensioenfondsen veruit het grootste pensioenvermogen in de Eurozone beheren en álle landen in de Eurozone met hetzelfde ECB-beleid te maken hebben, heeft alléén Nederland in zijn wetgeving voor pensioenfondsen gekozen voor een rekenrente die het aanvullend pensioen van werknemers en gepensioneerden – zijnde de crediteuren van pensioenfondsen – doet verdampen. Gepensioneerden voelen dat al tien jaar lang in hun portemonnee; werknemers komen na hun pensionering van een koude kermis thuis. In alle andere landen van de Eurozone worden pensioenen gewoon geïndexeerd. Deze ondermijning van ons unieke pensioenstelsel en van de pensioenvoorziening van degenen die daarvoor werken en gewerkt hebben, moet een halt worden toegeroepen.
Pensioenakkoord lost pensioenprobleem niet op
Sociale partners hebben over de zo urgente aanpassing van de rekenrente
helaas niets afgesproken in hun onderhandelingen met minister Koolmees
over een Pensioenakkoord. Van alle vier vooraf door de vakbonden
gestelde eisen is aanpassing van de rekenrente
ergens in het proces
verweesd geraakt. In plaats daarvan kwam het advies van de Commissie
Parameters onder leiding van oud PvdA-minister Dijsselbloem om de
rekenrente voor pensioenfondsen nog verder te verlagen in plaats van te
verhogen, waardoor de werkelijke rendementen nog hoger en de reserves
nog groter moeten worden, kortingen versneld gaan plaatsvinden en
indexering een utopie is geworden.
Zelfs nu de schijnzekerheid van
een gegarandeerd pensioen is losgelaten in het Pensioenakkoord moet de
reeds extreem lage rekenrente nog verder omlaag, aldus de Commissie
Dijsselbloem. Het advies was helaas niet tegen dovemansoren gericht en
werd direct overgenomen door minister Koolmees en toezichthouder De
Nederlandsche Bank (DNB) en wordt per 2021 ingevoerd.
Extreem lage rekenrente niet logisch
De logica daarvan is ver te zoeken. Bij het vaststellen van de premie
die u moet betalen als u pensioen opbouwt, wordt ervan uitgegaan dat die
premie rendabel wordt belegd.
Tot 2007 werd de premie berekend op
basis van een verwacht rendement van 4% en daarna daalde dat geleidelijk
tot iets meer dan 2,5%. Als u altijd pensioenpremie heeft betaald met
een ingebouwd verwacht rendement van 2,5 tot 4% en als het pensioenfonds
altijd een gemiddeld rendement heeft gerealiseerd van méér dan 4%, dan
zou u mogen verwachten dat u krijgt wat u is beloofd. Als voor de
berekening van de verplichtingen van pensioenfondsen dezelfde rekenrente
zou worden gehanteerd als voor het vaststellen van de premie (2,5%
dus), is er ook niets aan de hand. Dan stijgen de reserves van onze
pensioenfondsen naar 25 tot 30% en dan krijgt u jaarlijks de
prijsstijgingen gecompenseerd. Maar een dergelijke aanpassing wil onze
regering niet, zogenaamd omdat een hoger rekenrendement voor het
pensioenvermogen jongeren zou benadelen. Dat is echter alleen maar waar
als het werkelijk behaalde rendement lager is dan die 2,5%. En als dat
zich werkelijk zou voordoen, kan het rekenrendement ook weer aangepast
worden. De regering houdt de deur van de rekenrente echter stevig op
slot en de vakbonden hebben het Pensioenakkoord niet benut om die deur
te openen.
Meten met twee maten
De Nederlandse
pensioenwetgeving is niet alleen onlogisch, maar ook onevenwichtig. In
tegenstelling tot onze pensioenfondsen die onder nationaal toezicht
staan en hun verplichtingen moeten berekenen met de extreem lage
rekenrente van DNB, mogen verzekeraars in ons land hun verplichtingen
wel berekenen met de veel hogere Europese
rekenrente van EIOPA. Hierdoor behalen verzekeraars een fors concurrentievoordeel bij het aanbieden van pensioenvoorzieningen.
Nederlandse pensioenwetgeving in strijd met Europese richtlijn
En tenslotte beschouwen eisers de keuze van onze regering om van pensioenfondsen te eisen dat zij met de extreem lage rekenrente hun verplichtingen berekenen voor de komende zestig jaar (!) onwettig. Nederlandse pensioenfondsen moeten voldoen aan Europese regels voor bestuur, governance, communicatie en beleggingsbeleid, vastgelegd in de IORP II-richtlijn. De Nederlandse pensioenwetgeving is volgens Stichting PensioenBehoud, KBO-Brabant en de derde partij in strijd met deze Europese richtlijn.
Daarop zal de bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat zich richten.